ECLI:NL:RBGEL:2020:4238
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz na verwijzing door Hoge Raad
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie na een eerdere beschikking van de Hoge Raad op 5 juni 2020, die de eerdere machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel had vernietigd. De mondelinge behandeling vond gedeeltelijk plaats in de rechtbank en gedeeltelijk via beeldbellen vanwege de COVID-19-situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om te verschijnen, maar zijn advocaat was wel aanwezig en heeft verklaard dat de behandeling voortgezet kon worden.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waaronder de eerdere beschikking van 16 januari 2020, waarin een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel was verleend. De rechtbank heeft ook de rol van de psychiater en de vereisten van de Wvggz besproken, met name de onafhankelijkheid van de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de psychiater die de verklaring had afgegeven, niet voldeed aan de vereiste van onafhankelijkheid, omdat hij kort voor de afgifte van de verklaring zorg aan de betrokkene had verleend.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van de crisismaatregel moest worden afgewezen, omdat de medische verklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank benadrukte dat de strikte naleving van de wet noodzakelijk is om de rechten van de betrokkene te waarborgen, ook al kan dit in de praktijk complicaties met zich meebrengen. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken door de voorzitter van de rechtbank, mr. A.E.M. Overkamp, in aanwezigheid van de griffier.