In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, in beroep ging tegen een beslissing van de Belastingdienst. Eiser had op 20 juli 2017 aangifte gedaan voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) en had een bezwaarschrift ingediend tegen de voldoening op aangifte. De Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 4 april 2019 uitte de gemachtigde ongepaste en respectloze opmerkingen over de rechtbank en de Belastingdienst, wat leidde tot verontwaardiging bij de rechtbank. De rechtbank besloot de gemachtigde te waarschuwen voor zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verschuldigde BPM verlaagd moest worden tot € 8.049, wat resulteerde in een teruggaaf van € 692. Daarnaast werd het beroep gegrond verklaard en werd de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.024, en het griffierecht van € 170 met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde zich moet houden aan de normen van fatsoenlijk gedrag in de rechtszaal.