In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 september 2019 uitspraak gedaan over de weigering van een gemachtigde in een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemachtigde, die betrokken was bij de belastingzaak van eiseres, zich herhaaldelijk heeft uitgelaten op een manier die als beledigend, smadelijk en bedreigend wordt ervaren. Dit gedrag heeft geleid tot verstoring van de normale gang van zaken in de rechtszaal. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken waarin soortgelijk gedrag is behandeld en heeft vastgesteld dat de gemachtigde de grenzen van acceptabel taalgebruik heeft overschreden. De rechtbank bood de gemachtigde de keuze om constructief samen te werken of verder te gaan met zijn huidige gedrag, wat zou leiden tot maatregelen om de belangen van cliënten en medewerkers van de rechtbank te beschermen.
De eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een belastingaanslag, maar de rechtbank heeft de gemachtigde geweigerd op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft benadrukt dat deze regel bedoeld is om partijen te beschermen tegen gemachtigden die ernstige schade kunnen toebrengen. De gemachtigde heeft erkend dat zijn taalgebruik grensoverschrijdend is en dat hij zich niet kan beheersen wanneer zijn frustratie oploopt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemachtigde niet langer kan worden toegelaten als vertegenwoordiger in deze procedure, en heeft eiseres vier weken de tijd gegeven om een andere gemachtigde te vinden.
De rechtbank heeft ook ingegaan op de juridische argumenten van de gemachtigde, die stelde dat de weigering in strijd was met artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat artikel 8:25 van de Awb voldoet aan de voorwaarden voor beperking van het grondrecht op vrije keuze van een vertegenwoordiger, en dat de belangen van de rechtbank en de rechtzoekenden beschermd moeten worden. De beslissing om de gemachtigde te weigeren is genomen om de integriteit van de rechtsgang te waarborgen en om de medewerkers van de rechtbank te beschermen tegen beledigingen en bedreigingen.