ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2469
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis in huurzaken met beschermingsbewind
In deze zaak gaat het om een verzet dat is ingesteld door een beschermingsbewindvoerder tegen een verstekvonnis dat op 8 oktober 2012 is gewezen. Dit vonnis had onder andere geleid tot de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de rechthebbende, [betrokkene], en de gedaagde, [gedaagde], en de veroordeling van [betrokkene] tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft in deze procedure enkele belangrijke rechtsvragen geformuleerd die hij voornemens is voor te leggen aan de Hoge Raad. Deze vragen betreffen de procespositie van de bewindvoerder en de vraag of de bewindvoerder als procespartij kan worden aangemerkt in een procedure waarin de rechthebbende is gedagvaard.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder, [eiser] q.q., is benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] op 25 oktober 2011. De gedaagde had [betrokkene] gedagvaard vanwege huurachterstand, wat leidde tot het verstekvonnis. De bewindvoerder stelt dat de dagvaarding en het verstekvonnis niet op de juiste wijze zijn betekend, maar de kantonrechter oordeelt dat deze stelling niet voldoende onderbouwd is.
De kantonrechter heeft drie prejudiciële vragen geformuleerd die hij aan de Hoge Raad wil voorleggen. Deze vragen hebben betrekking op de rol van de bewindvoerder in het proces, de noodzaak om de bewindvoerder te dagvaarden, en de vraag of een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst tegen de rechthebbende zelf of tegen de bewindvoerder moet worden ingesteld. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 19 juni 2013 voor verdere behandeling en het nemen van een akte door partijen.