ECLI:NL:RBLEE:2011:BT7664

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
361825 CV EXPL 11-5312
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak: Ontbinding en ontruiming vordering door verhuurder tegen bewindvoerster van huurders

In deze huurzaak heeft De Bouwvereniging, als verhuurder, een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand dat door de huurders [X] en [Y] wordt bewoond. De vordering is gericht tegen Markar B.V., die als bewindvoerster optreedt voor de huurders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Markar geen partij is bij de huurovereenkomst en dat De Bouwvereniging de huurders zelf had moeten dagvaarden. De huurachterstand is erkend door Markar, maar de kantonrechter oordeelt dat de bewindvoerder niet verantwoordelijk is voor de huurbetalingen. De Bouwvereniging kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen. De kantonrechter verklaart De Bouwvereniging niet-ontvankelijk in haar vorderingen en veroordeelt haar in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2011.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 361825 CV EXPL 11-5312
vonnis van de kantonrechter d.d. 4 oktober 2011
inzake
de stichting Stichting v/h De Bouwvereniging,
hierna te noemen: De Bouwvereniging,
gevestigd te Harlingen,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder P.M. Braakman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Markar B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de gelden en goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbenden [X], en [Y], echtelieden, beiden wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: Markar,
gevestigd te Wildervank,
gedaagde,
gemachtigde: S. van Dijk.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding omschreven gronden heeft De Bouwvereniging gevorderd
– ontbinding van de tussen haar en Markar bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het pand [adres] te [woonplaats],
– veroordeling van Markar tot ontruiming van dat pand, met nevenvorderingen,
– veroordeling van Markar tot betaling van achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten,
met veroordeling van Markar in de kosten van het geding.
Markar heeft vervolgens geantwoord.
Nadat De Bouwvereniging een akte en Markar een antwoordakte had genomen, is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door De Bouwvereniging zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
Vaststaande feiten
2. In dit geding kan van het volgende worden uitgegaan.
[X] en [Y] huren van De Bouwvereniging de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] tegen een maandelijkse huurprijs van laatstelijk € 447,21. Op zeker moment is huurachterstand ontstaan. Het bestaan daarvan is door Markar erkend.
Bij beschikking van de kantonrechter te Leeuwarden d.d. 15 april 2011 zijn de gelden en goederen van [X] en [Y] onderbewindgesteld, bij welke beschikking De Bouwvereniging tot bewindvoerster is benoemd.
Beoordeling
3.1. De Bouwvereniging vordert, naast betaling door Markar van de bestaande huurachterstand en vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Met betrekking tot dit laatste stelt De Bouwvereniging zich op het standpunt – althans, zo begrijpt de kantonrechter dat standpunt – dat de aan Markar toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens De Bouwvereniging het vorderen van ontbinding van de huur c.a. rechtvaardigt, nu sprake is van een huurachterstand van tenminste 3 maanden.
3.2. Markar heeft het bestaan van de huurachterstand erkend. Zij stelt dat zij er alles aan doet om ten behoeve van [X] en [Y] tot schuldhulpverlening te geraken.
3.3. De kantonrechter oordeelt als volgt. De Bouwvereniging heeft Markar gedagvaard in haar hoedanigheid van bewindvoerster. De Bouwvereniging heeft [X] en [Y] zelf, als contractspartij van De Bouwvereniging, niet gedagvaard.
Het beschermingbewind van titel 19 van boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW) leidt er, behoudens ten aanzien van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 1:441 BW, niet toe, dat de rechthebbende – in tegenstelling tot bijvoorbeeld minderjarigen en curandi – als handelingsonbekwaam moet worden beschouwd. De rechthebbende is daarom zelf verantwoordelijk voor de betaling van de huur; de bewindvoerder is er voor om op het regelmatig en tijdig betalen van de huur door de rechthebbende toe te zien. Dat, zoals kennelijk in de onderhavige kwestie het geval is, de huur door de bewindvoerder (onregelmatig) wordt betaald, leidt er, op grond van hetgeen in artikel 442, tweede lid BW is bepaald, ook niet toe dat de bewindvoerder door De Bouwvereniging als verhuurder op het door haar gehanteerde betalingsgedrag – wat daar ook van zij – kan worden aangesproken.
3.4. Met andere woorden: op grond van de toepasselijke wetsbepalingen is Markar als bewindvoerster ten opzichte van De Bouwvereniging – als contractspartij van [X] en [Y], en niet van Markar – niet gehouden om in plaats van [X] en [Y] aan De Bouwvereniging de huur te voldoen. De bewindvoerder vertegenwoordigt, krachtens het bepaalde in artikel 1:441, eerste lid, BW, weliswaar de rechthebbende in en buiten rechte, maar de bewindvoerder wordt daarmee nog geen contractspartij van De Bouwvereniging.
Voorts vermag de kantonrechter niet in te zien op welke gronden Markar tot ontruiming van de betreffende woning moet worden veroordeeld. Markar zou hoogstens kunnen worden veroordeeld tot het gehengen en gedogen van een toegewezen ontruiming, maar dat is door De Bouwvereniging niet gevorderd.
3.4. Het vorenstaande leidt er toe, dat De Bouwvereniging niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen op Markar. Immers, De Bouwvereniging had [X] en [Y] moeten dagvaarden ter zake het niet betalen van de huur. Dat De Bouwvereniging dan ook Markar "qualitate quo" dagvaardt, ligt in de rede, maar toewijzing van de vorderingen ten laste van Markar kan ook dan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet aan de orde zijn.
3.5. De Bouwvereniging moet daarom als de in het ongelijk te stellen partij worden beschouwd. Zij dient daarom in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart De Bouwvereniging niet-ontvankelijk in haar vorderingen op Markar;
veroordeelt De Bouwvereniging in de kosten van het geding, tot op heden aan zijde van Markar begroot op € 150,-- (1 procespunt á € 150,--).
Aldus gewezen door mr J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 37