ECLI:NL:RBGEL:2013:2663
Rechtbank Gelderland
- Prejudicieel verzoek
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vragen over de rol van de beschermingsbewindvoerder in huurzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 augustus 2013 drie prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd met betrekking tot de rol van de beschermingsbewindvoerder in rechtszaken waarin de rechthebbende betrokken is. De vragen zijn gericht op de positie van de beschermingsbewindvoerder in het proces, met name in het kader van ontbinding van huurovereenkomsten en ontruiming van woningen. De eerste vraag betreft of de beschermingsbewindvoerder als procespartij kan worden aangemerkt wanneer hij verschijnt in een zaak waarin de rechthebbende is gedagvaard. De tweede vraag betreft de noodzaak om de beschermingsbewindvoerder te dagvaarden, ongeacht of de eisende partij op de hoogte was van de onderbewindstelling. De derde vraag betreft tegen wie een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst moet worden ingesteld: tegen de rechthebbende zelf of tegen de beschermingsbewindvoerder. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 5 juni 2013 aangegeven dat deze vragen van belang zijn, gezien de verschillende interpretaties in de jurisprudentie over de rol van de beschermingsbewindvoerder. De partijen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de vragen, maar de eisende partij heeft ook aanvullende verduidelijkingen gevraagd. De kantonrechter heeft besloten de vragen niet te wijzigen en heeft de zaak aangehouden totdat de Hoge Raad zijn beslissing heeft genomen.