In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 2 januari 2025, wordt het beroep van eiser, een Irakese asielzoeker, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 29 oktober 2023 in Kroatië een asielaanvraag ingediend, waarna de Nederlandse autoriteiten op 25 juni 2024 een verzoek om terugname naar Kroatië deden, dat op 9 juli 2024 werd aanvaard. Eiser stelt dat hij in Kroatië slecht behandeld is en dat de autoriteiten daar niet voldoen aan de internationale verplichtingen, wat zijn terugkeer onveilig zou maken. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte de verklaringen van eiser over zijn behandeling in Kroatië niet heeft betrokken bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit van 28 oktober 2024. De rechtbank draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.625,- toegewezen.