ECLI:NL:RBDHA:2025:2355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
NL24.51216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 februari 2025, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen op 20 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval was Spanje verantwoordelijk, aangezien eisers een visum hadden dat nog geldig was op het moment van hun asielaanvraag in Nederland. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is voor eisers, ondanks hun tijdelijke terugkeer naar Jordanië, omdat zij nog steeds contact onderhouden met hun gemachtigde en hun asielaanvragen in Nederland willen laten behandelen.

Eisers betogen dat de minister ten onrechte niet is ingegaan op hun persoonlijke omstandigheden en dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Spanje. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom Spanje verantwoordelijk is en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de asielprocedure in Spanje in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank bevestigt dat de minister niet verplicht was om de aanvragen onverplicht aan zich te trekken op basis van de persoonlijke omstandigheden van eisers. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt dat eisers aan Spanje mogen worden overgedragen, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.51216 en NL24.51219

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer 1],

en
[eiser], v-nummer: [nummer 2],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met het bestreden besluit van 20 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2025, samen met de zaken NL24.51217 en NL24.51220, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Uit het EU-VIS resultaat blijkt dat Spanje een visum heeft verleend aan eisers met een geldigheidsduur van 23 april 2024 tot 5 augustus 2024. Het visum was dus nog geldig op het moment van de asielaanvragen van eisers in Nederland. Nederland heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht om eisers over te nemen. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. Daarom staat sinds 6 september 2024 de verantwoordelijkheid van Spanje vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening. De autoriteiten van Spanje hebben op 25 oktober 2024 de Nederlandse autoriteiten geïnformeerd dat zij de verantwoordelijke lidstaat zijn op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
Hebben eisers nog procesbelang bij de beoordeling van hun beroep?
5. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de beroepen van eisers ontvankelijk zijn. Uit het besluit van 20 december 2024 blijkt dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Volgens vaste jurisprudentie [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bestaat in beginsel wel procesbelang wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, maar hij desondanks contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit is alleen anders als er voldoende aanknopingspunten zijn dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. De gemachtigde van eisers heeft per bericht van 22 januari 2025 laten weten dat hij nog contact heeft met eisers. De minister stelt zich op het standpunt dat eisers, ondanks het contact met de gemachtigde, geen procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroepen, omdat eisers geen goede redenen hebben waarom zij zijn teruggekeerd naar Jordanië, het land dat volgens de minister hun land van herkomst is.
6. De rechtbank ziet in de MOB-melding geen aanleiding voor het oordeel dat eisers geen belang meer hebben bij een beoordeling van hun beroepen waarin de vraag moet worden beantwoord of Spanje of Nederland verantwoordelijk is voor het in behandeling nemen van de aanvragen. Vast staat dat eisers contact onderhouden met hun gemachtigde. Volgens de gemachtigde van eisers heeft hun tijdelijke en noodgedwongen terugkeer naar Jordanië te maken met de mogelijke overdracht naar Spanje waar zij naar eigen zeggen ook problemen met (de familie van) de man van dochter hebben ondervonden. Deze problemen zijn, naar eisers stellen, al dan niet mede de reden dat zij asiel willen aanvragen. Eisers willen nog altijd dat hun asielaanvragen in Nederland worden behandeld. Hun terugkeer naar Jordanië, het land van waaruit zij naar Spanje zijn gereisd, kan dan mogelijk een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling van de asielaanvragen, maar leidt niet tot een niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen Er zijn ook geen andere concrete aanknopingspunten waaruit volgt dat eisers geen prijs meer stellen op bescherming in Nederland of dat zij anderszins geen actueel en reëel belang meer hebben bij beoordeling van hun beroep. De rechtbank zal de beroepen daarom inhoudelijk beoordelen.
Heeft de minister het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid?
7. Eisers betogen dat de minister ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een standaard voornemen en in het voornemen niet is ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van eisers. Het is voor eisers daarom niet mogelijk om in de zienswijze op de standpunten van de minister te reageren. [3]
7.1.
Dit betoog slaagt niet. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat de minister in het voornemen niet expliciet op alle door de vreemdeling genoemde omstandigheden hoeft in te gaan. In het voornemen dienen wel alle voor het standpunt van de minister dragende overwegingen te zijn opgenomen. [4] In het voornemen is voldoende duidelijk uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, een ander land dan Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers. Daarin staat ook dat de minister geen reden ziet om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. In dat geval is dan ook voldaan aan de voorwaarde dat alle voor het standpunt dragende overwegingen in het voornemen zijn opgenomen. De verwijzingen van eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 16 oktober 2024 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 27 december 2024 geven geen aanleiding om van deze rechtspraak van de Afdeling af te wijken.
Mag de minister voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eisers betogen dat de minister voor Spanje niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen waarbij geen zicht is op verbetering op de korte termijn. Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers naar de AIDA-rapporten van 2020-2023 [5] en de key decisions. [6] Uit de inbreukprocedure blijkt dat er dermate grote zorgen zijn over de opvangsituatie in Spanje dat het starten ervan noodzakelijk werd geacht. De minister is ten onrechte niet gemotiveerd ingegaan op deze bronnen.
8.1.
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen van uitgaan dat lidstaten bij de behandeling van asielzoekers hun verdragsverplichtingen nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eisers met concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [7] of artikel 4 van het Handvest. Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [8]
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er niet in geslaagd om dit aannemelijk te maken. De Afdeling heeft in de uitspraak van 8 juli 2021 geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [9] De Afdeling heeft dit oordeel in meerdere uitspraken daarna bevestigd, [10] meest recentelijk op 24 juni 2024. [11] De enkele verwijzing naar de AIDA-rapporten van 2020 en 2021 zijn onvoldoende om uit te gaan van een ander oordeel, omdat deze bronnen verouderd zijn, althans in de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling recentere informatie is betrokken. De informatie in het meest recente AIDA “Country Report: Spain: 2023 Update” van mei 2024, kan ook niet leiden tot een ander oordeel aangezien de Afdeling zich in haar uitspraak van 24 juni 2024 al over dit rapport heeft uitgelaten. Volgens de Afdeling schetst dit rapport geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraken van 8 juli 2021 en 27 juli 2023 is betrokken. De inbreukprocedure die door de Europese Commissie is gestart tegen Spanje, doet daar niet aan af. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft immers al eerder overwogen dat deze inbreukprocedure niet leidt tot het oordeel dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [12] Uit de key decisions blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de Europese Commissie voor de inbreukbeslissing. Bovendien bevindt de procedure zich nog in een pril stadium. De Europese Commissie heeft de Spaanse autoriteiten de gelegenheid gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. [13] Mochten eisers in Spanje toch problemen ervaren, dan kunnen zij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hen niet mogelijk is of dat de Spaanse autoriteiten hen niet zouden kunnen of willen helpen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had de minister de asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich moeten trekken?
9. Eisers betogen dat de minister ten onrechte hun persoonlijke omstandigheden niet in het besluit heeft betrokken. Eisers zijn moeder en dochter. Dochter vreest voor haar man in Spanje, omdat zij door hem bedreigd wordt en hij ermee bekend was dat eisers in Spanje waren. De minister stelt daarnaast ten onrechte dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet relevant zijn en wijst ter onderbouwing op de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2024. [14] Verder stellen eisers dat de toets of sprake is van een schending van het interstatelijk vertrouwensbeginsel of dat sprake is van omstandigheden in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening, aanzienlijk verschilt. [15]
9.1.
Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening kan een lidstaat ervoor kiezen om onverplicht de behandeling van een asielaanvraag aan zich te trekken. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de minister heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de minister enigszins terughoudend. Uitgaande van deze toetsing is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje vanwege onevenredige hardheid. De verwijzing van eisers naar de uitspraken van de Afdeling van 12 juni 2024 en van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 12 juli 2024, geven geen aanleiding voor een ander oordeel. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat eisers zich bij voorkomende problemen kunnen wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Het is niet gebleken dat de Spaanse autoriteiten niet kunnen of willen helpen of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De minister heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen dat er geen aanleiding is om de asielaanvragen van eisers onverplicht aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen in stand blijft en eisers aan Spanje mogen worden overgedragen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3.Eisers wijzen ter onderbouwing op Rb. Den Haag (zp Amsterdam) van 27 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22406 en Rb. Den Haag (zp Roermond) van 16 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16732, r.o. 10.
4.ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
5.AIDA Country Report: Spain Update 2020, p. 52-54, AIDA Country Report: Spain Update 2021, p. 13, 60-61 en 100-101 en AIDA Country Report: Spain Update 2023.
6.Het January Infringement package: key decisions van de Europese Commissie van 26 januari 2023, het periodieke pakket inbreukbeslissingen.
7.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
8.Zie het arrest het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018 (
9.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.
10.ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:346, ABRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822, ABRvS 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880 en ABRvS 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190.
11.ABRvS 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
12.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 17 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7544 en Rb. Den Haag (zp Arnhem) 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16710.
13.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 21 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2158.
14.ABRvS 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359, r.o. 6.3.
15.Rb Den Haag (zp Roermond) 12 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10838.