In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eisers, die op 26 september 2023 was ingediend, niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 22 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eisers betogen dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich op het standpunt mag stellen dat er geen structurele tekortkomingen zijn die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten niet wezenlijk anders is dan eerder vastgesteld.
Daarnaast wordt de medische situatie van de minderjarige dochter van eisers besproken. Eisers stellen dat de gezondheid van hun dochter in gevaar komt bij overdracht aan Spanje. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de overdracht aan Spanje negatieve gevolgen voor haar gezondheid zal hebben. De staatssecretaris mag ervan uitgaan dat de medische zorg in Spanje vergelijkbaar is met die in Nederland. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.