ECLI:NL:RBDHA:2024:2158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat is aanvaard. Eiser betoogt dat de termijn voor het indienen van zijn vingerafdrukken in Eurodac is overschreden, maar de rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris tijdig heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Spanje die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij overdracht aan Spanje. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen.

De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Emaus, in aanwezigheid van griffier C.G.H. van der Holst, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1227

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.1228, op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Heeft de staatssecretaris het verzoek om terugname tijdig ingediend?
5. Eiser betoogt dat de termijn om de vingerafdrukken van eiser in Eurodac te plaatsen ver is overschreden. De zogenoemde loopbrief [2] van eiser is niet opgenomen in het dossier, maar uit het aanmeldgehoor blijkt dat de staatssecretaris uitgaat van 8 augustus 2023 als het moment waarop eiser zich heeft aangemeld voor asiel. Die datum (8 augustus 2023) geldt als aanvang van de termijn waarbinnen een terugnameverzoek op grond van de Dublinverordening bij een andere lidstaat moet worden ingediend. [3] De termijn voor het indienen van de vingerafdrukken in Eurodac na het verzoek om internationale bescherming bedraagt 72 uur. Uit de door de staatssecretaris overgelegde stukken blijkt dat de vingerafdrukken van eiser op 20 augustus zijn afgenomen. Dit betekent dat de termijn ver is overschreden. Om die reden dient de staatssecretaris de behandeling van het asielverzoek van eiser aan zich te trekken.
5.1.
Artikel 9, eerste lid, van de Eurodac-verordening bepaalt, voor zover hier van belang, dat elke lidstaat onverwijld de vingerafdrukken neemt van alle vingers van elke persoon van 14 jaar of ouder die om internationale bescherming verzoekt en deze uiterlijk 72 uur na de indiening van zijn verzoek om internationale bescherming toezendt aan het centraal systeem. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat eisers loopbrief dateert van 3 augustus 2023. Dit is daarom het moment waarop eiser zijn verzoek om internationale bescherming heeft gedaan. [4] Uit het dossier blijkt niet wanneer bij eiser vingerafdrukken zijn afgenomen, maar wel dat de Eurodac-treffer dateert van 20 augustus 2023. Nu het asielverzoek dateert van 3 augustus 2023, had de staatssecretaris op zijn laatst op 6 augustus 2023 de vingerafdrukken van eiser aan het Eurodac-systeem moeten toevoegen. Ervan uitgaande dat de vingerafdrukken omstreeks 20 augustus 2023 aan het centraal systeem zijn toegezonden, is de termijn van artikel 9, eerste lid, van de Eurodac-verordening overschreden.
5.2.
De Eurodac-verordening, noch de Dublinverordening verbindt echter gevolgen aan een dergelijke termijnoverschrijding. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 januari 2024 [5] blijkt dat uit de Eurodac-verordening noch de Dublinverordening volgt dat het niet halen van de in de Eurodacverordening neergelegde termijn voor het nemen en toezenden van de vingerafdrukken betekent dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag is overgegaan op Nederland of dat de Nederland de behandeling van het asielverzoek aan zich moet trekken.
5.3.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2024 blijkt verder dat de staatssecretaris een terugnameverzoek binnen twee maanden na ontvangst van een Eurodac-treffer moet doen, maar nooit later dan drie maanden nadat het verzoek om internationale bescherming is gedaan. De staatssecretaris heeft het verzoek om terugname op 15 september 2023 gedaan. Dat is binnen twee maanden na de Eurodac-treffer (20 augustus 2023) en binnen drie maanden na het verzoek om internationale bescherming (3 augustus 2023). De beroepsgrond slaagt niet.
Mag de staatssecretaris ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser betoogt dat er sprake is van chronische tekortkomingen in de asielprocedure in Spanje en met name het opvangsysteem in Spanje. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn betoog naar het AIDA-rapport “Country Report: Spain. 2022 Update” (het AIDA-rapport) [6] en het January Infringement package: key decisions van de Europese Commissie van 26 januari 2023, het periodieke pakket inbreukbeslissingen (hierna: de key decisions). De key decisions van de Europese Commissie zijn nog niet betrokken in een uitspraak van de Afdeling over de opvangsituatie in Spanje. Uit de inbreukprocedure blijkt dat er dermate grote zorgen zijn over de opvangsituatie in Spanje dat het starten ervan noodzakelijk werd geacht. Daarnaast heeft eiser ook persoonlijk ervaren dat de handelswijze van de Spaanse autoriteiten overeenkomt met dat wat er in de openbare bronnen wordt gesteld. Eiser is door de Spaanse autoriteiten op straat gezet toen hij de meerderjarige leeftijd bereikt had.
Tot slot wordt eiser – gezien het aangehaalde AIDA-rapport en de key decisions– ten onrechte tegengeworpen dat hij een klacht had moeten indienen bij de daartoe bevoegde Spaanse autoriteiten, omdat niet te verwachten is dat de opvang op korte termijn zal verbeteren.
6.1.
Bij de beoordeling van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de
behandeling van een door een vreemdeling in een van de lidstaten ingediend asielverzoek, mag de staatssecretaris uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. [7] Voor zover de vreemdeling daarover verklaringen heeft afgelegd of stukken heeft overgelegd, moet die beoordeling ook gaan over de vraag of ernstige vrees bestaat dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest. [8] Als blijkt van tekortkomingen die structureel of fundamenteel zijn, moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om tot een schending van artikel 4 van het EU Handvest te leiden. [9] Niet elke schending van een grondrecht door de verantwoordelijke lidstaat heeft onder de Dublinverordening gevolgen voor de verplichtingen van de overige lidstaten. [10] Een lidstaat kan in het kader van de Dublinverordening voor een andere lidstaat alleen dan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan als bij overdracht aan die lidstaat een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het EU Handvest.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn verwijzingen naar de opvangsituatie voor Dublinterugkeerders en de asielprocedure in Spanje niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat voor Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is meermaals door de Afdeling bevestigd. [11] In de uitspraak van
27 januari 2023 is voor wat betreft de opvangvoorzieningen in Spanje voor Dublinclaimanten verwezen naar de uitspraak van 8 juli 2021 [12] en geoordeeld dat het AIDA-rapport van april 2022 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan volgt uit de landeninformatie die al bij de uitspraak van 8 juli 2021 is betrokken. In de uitspraak van 8 juli 2021 heeft de Afdeling geoordeeld dat hoewel de opvangvoorzieningen vatbaar zijn voor verbeteringen, er van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Spanje niet is gebleken. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat hij toen hij meerderjarig was op straat is gezet. Verder is van belang dat de Spaanse autoriteiten het claimverzoek van eiser hebben aanvaard en daarmee hebben gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eiser met inachtneming van hun internationale verplichting zullen behandelen. Het enkele feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn, leidt ook niet tot het oordeel dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de key decisions blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de Europese Commissie om voor de inbreukbeslissing. Bovendien bevindt de procedure zich nog in een pril stadium. De Europese Commissie heeft de Spaanse autoriteiten de gelegenheid gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Bij voorkomende opvangproblemen dient eiser zich te wenden tot de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet mogelijk is, op voorhand vruchteloos of dat dit niet doeltreffend zal zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
6.3.
De rechtbank overweegt verder dat eiser geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat overdracht van hem aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. Eiser heeft slechts verwezen naar de gestelde algemene omstandigheden in Spanje voor asielzoekers. Dat zijn geen individuele omstandigheden op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat overdracht voor hem onevenredig hard zou zijn.
Verwijzing naar dat wat eerder in de procedure is aangevoerd
7. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan het enkel herhalen van de zienswijze in de beroepsgronden niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.De brief die een vreemdeling krijgt als hij zich aan de poort van een aanmeldcentrum meldt.
3.Eiser verwijst naar ABRvS 21 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3569.
4.Zie ABRvS 21 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3569.
5.ABRvS 12 januari 2024, ECLINL:RVS:2024:84.
6.Eiser verwijst naar de pagina’s 106-115.
7.HvJ EU 21 december 2011, N.S. e.a., ECLI:EU:C:2011:865 (arrest N.S.), punten 80 en 104.
8.Artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
9.EHRM 21 januari 2011, M.S.S. tegen België en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609, overweging 263, en HvJ EU 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punten 91-93.
10.Arrest N.S., punt 82.
11.Zie ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, ABRvS 17 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1089, ABRvS 20 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1110 en ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268.
12.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.