Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.B.V. ROTTERDAMSCHE PRODUCTEN MIJ ,
F. LOENDERSLOOT INTERNATIONALE EXPEDITIE B.V.,
1.De procedure
- de aan RPM en Loendersloot op 13 oktober 2020 betekende dagvaardingen;
- de op 30 oktober 2020 aan RPM en Loendersloot uitgebrachte herstelexploten;
- de akte houdende overlegging producties van Philip Morris , met de producties EP01 tot en met EP26;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van RPM en Loendersloot , met de producties GP01 tot en met GP61;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis in conventie tevens akte overlegging aanvullende producties van Philip Morris , met de producties EP27 tot en met EP34;
- de antwoordakte houdende uitlating wijziging van eis in conventie van RPM en Loendersloot , met productie GP62;
- het tussenvonnis van 24 mei 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 20 juni 2023;
- de brief van Philip Morris van 9 juni 2023, met productie EP35 (proceskostenoverzicht);
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van RPM en Loendersloot , met de producties GP63 en GP64;
- het aanvullend proceskostenoverzicht van Philip Morris , per e-mail van 19 juni 2023 ingediend als productie EP36.
- namens Philip Morris : [naam legal counsel] , legal counsel, en [naam merkengemachtigde] , merkengemachtigde, bijgestaan door mr. Kroon voornoemd;
- namens RPM : [naam directeur] , directeur, bijgestaan door mr. Geerlof voornoemd en
mr. D.N.D. Guerrero Obando, advocaat te Rotterdam;
- namens Loendersloot : mrs. Geerlof en Guerrero Obando voornoemd.
2.De feiten
- aankomst (vanuit Armenië) in Jebel Ali (Verenigde Arabische Emiraten) op 1 juli 2020;
- vertrek uit Jebel Ali op 5 juli 2020 met bestemming Singapore;
- aankomst in Singapore op 14 juli 2020;
- vertrek uit Singapore op 19 juli 2020 met bestemming Subic Bay ;
- aankomst in Subic Bay op 24 juli 2020.
online tracing portalvan Hapag Lloyd gemonitord.
Prelodgement Control Orderop de container geplaatst, zodat zij bij aankomst en lossing in Subic Bay , samen met de Subic Bay Metropolitan Authority (de autoriteit die toezicht houdt op de Subic Bay Freeport Zone), te controleren of de daarin aanwezige producten voldoen aan de Filipijnse regelgeving.
master cases), zien er als volgt uit:
transhipment(uitvoer) [1] en Sinfa de vereiste borg voor tijdelijke opslag in de Filipijnen van een partij goederen bestemd voor buitenlandse
transhipmenthad gesteld, toestemming gegeven voor het vrijgeven van de goederen uit Subic Bay .
consignee(ontvanger/geadresseerde) van de zending Loendersloot was.
proces-verbaal van de deurwaarder is – onder meer – het volgende opgenomen:
- het
Inward Foreign Manifest, waarop de
nature code0024 is aangegeven [4] , een omschrijving van de goederen als
cigarettes rollen de naam Newaves General Trading ;
- de
Manifest – Waybill, waarop, op de plaats waar de
nature codewordt vermeld, een roze arcering is aangebracht, waardoor niet zichtbaar is om welke
nature codehet gaat en waarop verder als omschrijving van de goederen
cigarettes rollwordt vermeld.
belang – wordt vermeld dat RPM 300
casesHEETS heeft gekocht voor een bedrag van USD 255.000,-, dat de Payment Terms ‘100% Against B/L’ zijn en de Delivery Terms
‘C & F Subic Bay ’ [5] ;
- een
Booking Receipt Notice, waarin – voor zover hier van belang – als ‘Port of Discharging’ en ‘Place of Delivery ’ Rotterdam wordt vermeld, als boekingsdatum voor het transport naar Rotterdam ‘1 juli 2020’, als uiterlijke vertrekdatum uit Subic Bay ‘7 augustus 2020’ en als omschrijving van de goederen ‘
chewing tobacco & snuff’;
- een op 2 juli 2020 gedateerde van RPM afkomstige factuur, die er als volgt uitziet [6] :
(= 50% van de overeengekomen koopprijs) aan RPM heeft voldaan;
(Draft) Bill of Lading, waarin als
shipper/expediteur Chamberlain Trading Co wordt vermeld en als
consigneeSinfa;
- een op 7 augustus 2020 gedateerde en door Ocean Network Express opgemaakte
Bill of Ladingwaarin als
shipper/expediteur Sinfa wordt vermeld, als
consigneeLoendersloot en waarin de goederen worden aangeduid als ‘300
cases heated tobacco’.
landing certificatevan de Nederlandse douaneautoriteiten waarin wordt bevestigd dat de goederen in Nederland zijn aangekomen en zijn opgeslagen onder schorsing van douanerechten en gevraagd om deze aan haar te verstrekken. Dit
landing certificateis vervolgens aan RPM afgegeven.
- op 24 december 2020 heeft Yau Lee het restant van de met RPM overeengekomen koopsom voldaan;
- op ook die dag is de partij HEETS door RPM aan Yau Lee geleverd;
- in februari 2021 heeft Yau Lee aan Top Logistics opdracht gegeven om de partij HEETS gereed te maken voor export naar Jebel Ali ;
- Top Logistics heeft hierop een zogenaamde
release noticeuitgevaardigd, inhoudende dat de goederen door RPM aan Yau Lee zijn vrijgegeven;
- in maart 2021 zijn de goederen op instigatie van Yau Lee , onder douanestatus T1, op een schip geladen;
- de partij HEETS is op 16 april 2021 in Jebel Ali aangekomen.
3.Het geschil
bij dagvaardingdat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis RPM en Loendersloot ieder voor zich zou veroordelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, om met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis te gedogen dat de partij HEETS wordt afgegeven aan Philip Morris ter vernietiging, op kosten van RPM en Loendersloot op basis van hoofdelijkheid, met hoofdelijke veroordeling van RPM en Loendersloot in de proceskosten van Philip Morris , waaronder begrepen de beslag- en opslagkosten, en inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
wijziging van eisluidt de vordering van Philip Morris dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat Philip Morris met het leggen van conservatoir beslag op de partij HEETS niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens RPM , althans dat Philip Morris het recht zou hebben gehad op vernietiging van deze partij, met hoofdelijke veroordeling van RPM en Loendersloot in de kosten van deze procedure ex artikel 1019h Rv, waaronder mede begrepen de beslag- en opslagkosten, en inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Philip Morris veroordeelt om aan RPM te vergoeden de schade die RPM heeft geleden ten gevolge van de conservatoire rechtsmaatregelen ten aanzien van de partij HEETS , welke schade concreet wordt begroot op € 20.296,70, althans € 13.399,88, althans
€ 10.021,43, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair:
Philip Morris veroordeelt om aan RPM te vergoeden de schade die RPM heeft geleden ten gevolge van de conservatoire rechtsmaatregelen ten aanzien van de partij HEETS , één en ander op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente;
4.De beoordeling
hoge-accijnsmarkten niet onrechtmatig is. De rechtbank neemt dan ook een voldoende belang aan de zijde van Philip Morris aan.
douanerechtelijkaangemerkt als niet-Uniegoederen. Een en ander volgt uit artikel 5 onder 23 en 24 van het Douaneboek van de Unie (hierna: DWU). Over niet-Uniegoederen worden geen invoerrechten en accijnzen geheven.
T1-goederen
merkenrechtelijkals Uniegoederen moeten worden aangemerkt.
T1-document is opgemaakt en die daarmee onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot zijn komen te vallen. Ook de goederen in de onderhavige zaak zijn
niet-Uniegoederen; ze waren afkomstig uit een derde land, zij zijn niet in het vrije verkeer gebracht in de zin van het DWU en er zijn geen invoerrechten en accijnzen betaald. De betreffende goederen konden nog elke douanebestemming krijgen, waarvan het in het vrije verkeer brengen slechts één van de mogelijkheden was.
Booking Receipt Notice(zie hiervoor onder 2.26) wordt vermeld dat Rotterdam de eindbestemming was van de partij HEETS , waarin zij kennelijk een aanwijzing ziet dat de partij in de Unie in het vrije verkeer zou worden gebracht, volgt de rechtbank niet. In bedoeld document staat slechts vermeld dat Rotterdam de
Port of Discharging(plaats van lossing) en de
Place of Delivery(plaats van levering) is; beide termen betekenen iets anders dan ‘eindbestemming’ en brengen niet zonder meer mee dat aangenomen moet worden dat de goederen in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht.
Het recht van de houder van een Uniemerk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of er inbreuk op het Uniemerk is gemaakt, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 door de douane, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het Uniemerk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van waren in het land van eindbestemming te verbieden.’
‘For the purposes of this Agreement: (a) "counterfeit trademark goods" shall mean any goods, including packaging, bearing without authorization a trademark which is identical to the trademark validly registered in respect of such goods, or which cannot be distinguished in its essential aspects from such a trademark, and which thereby infringes the rights of the owner of the trademark in question under the law of the country of importation.’
’
douane-entrepot. De merkhouder kan zich, aldus het HvJ, ertegen verzetten dat dergelijke goederen te koop worden aangeboden of worden verkocht, wanneer dit noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Unie in de handel worden gebracht.
- enkel op de grond dat de eigenaar van de goederen, degene aan wie de goederen te koop worden aangeboden of de koper, zich bezighoudt met parallelhandel;
- enkel op de grond dat de marktdeelnemer aan wie de goederen te koop worden aangeboden of verkocht, deze vervolgens in de Unie in de handel zou
kunnenbrengen;
- enkel op de grond dat aan de goederen, op het moment dat zij het douanegebied van de Unie binnenkwamen, nog geen eindbestemming was gekoppeld.
- de goederen, ondanks genoemde verkoop, en zonder overtuigende en concludente reden (volgens Philip Morris verklaart RPM hier tegenstrijdig over) naar Rotterdam zijn vervoerd;
- de goederen ook nog eens in een opvallende staat verkeerden, namelijk ontdaan van de originele
master casesen daardoor van traceringscodes en verpakt in slordige blanco dozen;
- de goederen vóór vertrek naar Rotterdam ook al een curieuze reis hadden gemaakt en
- de documentatie omtrent inkoop, verkoop en vervoer tal van vragen oproept.
of elders ter wereldonder inbreukmakende omstandigheden op de markt zouden worden gebracht. Van belang is verder dat Philip Morris in de kortgedingprocedure bij het Gerechtshof Den Haag het volgende naar voren heeft gebracht/heeft geantwoord op vragen van het Gerechtshof:
- Philip Morris verwacht niet dat de goederen na opheffing van het conservatoire beslag in de Unie op de markt gebracht zullen worden;
- ‘U vraagt mij of de producten in het vrije verkeer zijn gebracht. De producten zijn niet in het vrije verkeer gebracht.’
- ‘U vraagt mij of ik bewijs heb dat RPM de producten wilde invoeren in de EER. Nee, dat bewijs heb ik niet’.
kantoekennen, stuit dit betoog reeds af op hetgeen hiervoor is overwogen in de eerst regel van 4.69.
I) een voor haar ongunstige daling in de wisselkoers tussen de Euro en de Amerikaanse dollar (de Amerikaanse dollar is minder waard geworden) in, kort gezegd, de periode gelegen tussen de aankomst van de partij HEETS in Subic Bay (op 23 juli 2020) en de betaling van de tweede 50% van de aankoopsom door Yau Lee (op 24 december 2022);
II ) de kosten verbonden aan de met het beslag samenhangende werkzaamheden van de twee directeuren en een werknemer van RPM .
€ 239,69 respectievelijk € 6.263,37 (totaal: € 6.503,06).
€ 239,69 verschuldigd te zijn.
€ 6.503,06.
€ 90.613,85.
€ 17.500,-- als redelijk en evenredig wordt beschouwd. Er is echter, aldus RPM , sprake van een ‘bijzonder geval’ als bedoeld in punt 7 b van die Indicatietarieven. Volgens RPM moet dit meebrengen dat een bedrag aan haar wordt toegewezen boven het bedrag van € 17.500,-- Ter staving van dit betoog wijst RPM er op dat Philip Morris heeft gepoogd de voortgang in de onderhavige procedure te vertragen en aldus verstorend procesgedrag heeft vertoond door:
- bezwaar te maken tegen het door RPM ingestelde spoedappel bij het Gerechtshof Den Haag;
- bezwaar te maken tegen het verzoek van – onder meer – RPM om de onderhavige procedure te schorsen dan wel uitstel te verlenen voor het nemen van een conclusie van antwoord totdat het Gerechtshof Den Haag arrest had gewezen;
- door, nadat het Gerechtshof Den Haag arrest had gewezen en Philip Morris in het ongelijk werd gesteld, niet te reageren op het verzoek van (onder meer) RPM om de onderhavige procedure te beëindigen en deze tegen beter weten in, door te zetten, RPM daarbij dwingend op allerlei voor deze zaak irrelevante details in te gaan, overigens zonder direct haar eis te wijzigen;
- door uiteindelijk, toen de tijd al aanzienlijk was voortgeschreden en de cassatieprocedure aanhangig was gemaakt, met uitstel van de conclusie van antwoord in te stemmen, hetgeen RPM noopte tot aanpassing van dat, inmiddels verouderde, processtuk;
- door zonder rechterlijk verlof een verkapte repliek op te nemen in haar conclusie van antwoord in reconventie.
‘niet- IE -deel’ van de zaak zal de rechtbank de honoraria van de advocaten van RPM begroten aan de hand van het in deze toepasselijke liquidatietarief.
- honoraria advocaten voor het ‘ IE -deel’ van de zaak: € 11.156,25
(€ 17.500,-- x 75% x 85%)
- honoraria advocaten voor het ‘niet- IE -deel’ van de zaak: € 224,25
(€ 598,-- (tarief II ) x 2,5 punten (1 punt voor de conclusie van antwoord, 0,5 punt voor de antwoordakte houdende uitlating wijziging van eis in conventie en 1 punt voor de mondelinge behandeling) x 15%))
- griffierecht: € 328,--
(de helft van het door Loendersloot en RPM gezamenlijk betaalde griffierecht van € 656,--)
- honoraria advocaten voor het ‘ IE -deel’ van de zaak: € 3.718,75
- honoraria advocaten voor het ‘niet- IE -deel’ van de zaak: € 114,90
x 15%)
- nakosten: € 135,50
Totaal: € 3.969,15
5.De beslissing
€ 6.503,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;