Uitspraak
GERECHTSHOFARNHEM-LEEUWARDEN
1.HTG Health & Beauty B.V.,
Kamstra International B.V.,
P.H.I. Logistics B.V.
HTG c.s.,
1.Abbott Diabetes Care Inc,
Abbott Laboratories,
Abbott B.V.,
Abbott c.s.,
Het verloop van het geding in hoger beroep
- i) de dagvaarding in hoger beroep van 20 oktober 2017 met daarin opgenomen de grieven en producties 13 t/m 19,
- ii) memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens vermeerdering van eis van Abbott c.s., met producties 19 t/m 32,
- iii) memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens akte uitlating vermeerdering van eis van HTG c.s.,
- iv) akte houdende overlegging nadere producties (20 t/m 31) tevens akte van rectificatie van HTG c.s.,
- v) akte houdende vermindering van eis en overlegging aanvullende producties 33 t/m 45 van de zijde van Abbott c.s.,
- vi) brief van mr. Dack van 13 september 2018,
- vii) brief van mr. Dack van 17 september 2018 met producties 46 en 47,
- viii) brief van mr. Geerlof en mr. Van der Wal van 19 september 2018 met producties 32 t/m 35,
- ix) antwoord daarop van mr. Dack van 20 september 2018,
- x) aanvullend kostenoverzicht van Abbott c.s. van 21 september 2018.
- xi) de pleidooien die gehouden zijn op 24 september 2018, waarbij door de advocaten van partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
22 september 2017 vernietigt en de vorderingen van Abbott c.s. alsnog afwijst.
Subsidiair vorderen HTG c.s., kort gezegd, dat de inzage opnieuw wordt uitgevoerd op de wijze als beschreven onder 2 van de appeldagvaarding.
elektronischekopieën aan Abbott c.s. te verstrekken van de niet of niet leesbaar afgegeven of ter inzage gegeven bijlagen bij de e-mails die zijn opgenomen in productie 33 en hen op de voet van artikel 1019h te veroordelen in de volledige kosten van het geding in beide instanties.
2.De vaststaande feiten
- i) Abbott FreeStyle test strips in Amerikaanse verpakkingen; en/of
- ii) Amerikaanse verpakkingen, Amerikaanse bijsluiters en/of andere Amerikaanse productbescheiden of verpakkingsmaterialen voor Abbott FreeStyle test strips en/of
- iii) Abbott FreeStyle test strips in Europese en/of internationale verpakkingen, waarvoor concrete aanwijzingen bestaan dat deze test strips bestemd zijn voor herverpakking en export naar Amerika,
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
grief 2in het principaal hoger beroep komen HTG c.s. op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat Abbott B.V. licentiehouder is van de betrokken Uniemerken van Abbott Diabetes en Abbott Laboratories en daarom in haar vorderingen tegen HTG c.s. ontvankelijk is.
grief 1.2bestrijden HTG c.s. dat er sprake is van een rechtsbetrekking. HTG c.s. betwisten dat zij met de verhandeling van de Abbott Freestyle test strips inbreuk maken op de Uniemerkrechten van Abbott c.s. Zij verwijzen daartoe naar hetgeen zij onder 25-55 van hun pleitaantekeningen in eerste aanleg hebben aangevoerd.
23 maart 2016 tot 1 oktober 2017 en het gelijkluidende artikellid in de nu geldende Verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (hierna: UMVo) bepaalt, voor zover hier van belang, dat de houder van een Uniemerk het recht heeft te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Uniemerk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden. Artikel 9 lid 4 bevat een essentiële wijziging ten opzichte van de regeling in artikel 9 lid 4 GMVo zoals die tot 16 maart 2016 gold. Onder de nieuwe regeling kan een merkhouder zich ook verzetten tegen de binnenkomst in de Unie van oorspronkelijke merkgoederen die zijn geplaats onder de regelingen extern douanevervoer of douane-entrepot (de zogenoemde T1 status).
grief 5dat de voorzieningenrechter zou hebben gesuggereerd dat HTG c.s. zelf de test strips hebben herverpakt, mist feitelijke grondslag.
grief 6betogen. De validiteit van dit rapport is door Abbott c.s. voldoende onderbouwd betwist. Daarbij komt nog dat het rapport vanwege het feit dat Ernst & Young geen zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de verhandeling van de betrokken strips van weinig waarde is.
grief 3bestrijden HTG c.s. de betrokkenheid van HTG en PHI bij de verhandeling van de door partijen genoemde counterfeit Freestyle Lite test strips naar de Verenigde Staten van Amerika.
grief 4betogen, heeft het (spoedeisende)belang aan de zijde van Abbott c.s. niet weggenomen. Artikel 843a Rv in samenhang met artikel 1019a Rv en artikel 1019c Rv strekken ertoe bewijs veilig te stellen en een partij in de gelegenheid te stellen zijn kansen op succes, alvorens een langdurige en kostbare procedure te voeren, beter te kunnen inschatten. Daarbij past niet dat de vermeend inbreukmaker zelf bepaalt welk bewijsmateriaal ter beschikking wordt gesteld.
grief 7slechts over de door de voorzieningenrechter bepaalde termijn waarbinnen aan de veroordeling diende te worden voldaan. De termijn van 48 uur na betekening vonnis is volgens hen onredelijk kort.
grief 8komen HTG c.s. tegen de door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsomveroordeling, in het bijzonder tegen de hoogte daarvan. Daarbij wijzen HTG c.s. op hun meewerkende houding en de grote omvang van de door hen te selecteren en te printen documenten en de tijd die daarmee was gemoeid.
grief 9klagen HTG c.s. erover dat de voorzieningenrechter het bewijsbeslag ten aanzien van mr. [A] en [B] door de voorzieningenrechter niet heeft opgeheven. HTG c.s. stellen dat beide personen op het moment van beslaglegging niet voor HTG c.s. werkten, zodat de deurwaarder de grenzen van het beslagverlof heeft overtreden.
grief I in het incidenteel hoger beroepkomen Abbott c.s. op tegen de hoogte van de door de voorzieningenrechter vastgestelde proceskostenveroordeling. Over de vergoeding van die kosten hebben partijen tijdens het pleidooi in hoger beroep een afspraak gemaakt. Die afspraak houdt in dat de in eerste aanleg in het ongelijk gestelde partij de andere partij een vergoeding betaalt van € 90.000,-. HTG c.s. zullen overeenkomstig deze afspraak worden veroordeeld om € 90.000,- aan Abbott c.s. te betalen. HTG c.s. hebben reeds een bedrag van € 25.712,79 betaald, zodat resteert een bedrag van € 64.287,21.
5.Slotsom
6.De beslissing
7 in reconventie, en doet in zoverre opnieuw recht;
15 januari 2019.