Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
3.De procedure in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
4.Beoordeling
44.
Zolang niet voor deze mogelijkheid wordt gekozen[het in het vrije verkeer brengen – toevoeging hof]
en wordt voldaan aan de voorwaarden voor de douanebestemming — behalve het in het vrije verkeer brengen — waaronder de goederen zijn geplaatst, kan het enkele fysieke binnenbrengen van de goederen op het grondgebied van de Gemeenschap niet worden aangemerkt als „invoeren" in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van de richtlijn en artikel 9, lid 2, sub c, van de verordening en impliceert het geen „gebruik [van het merk] in het economisch verkeer" in de zin van lid 1 van elk van deze twee bepalingen.
zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Uniemerk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden”. Vóór de inwerkingtreding van deze bepaling kon (alleen) de Douane op grond van de Anti-piraterijverordening (Verordening (EU) nr. 608/2013 van 12 juni 2013, hierna: APV) handhavend optreden tegen namaakgoederen die de douanestatus van niet-communautaire goederen hebben. De APV is blijkens paragraaf 6 van de considerans nadrukkelijk niet van toepassing op inbreuken die het gevolg zijn van aan de merkhouder voorbehouden handelingen met oorspronkelijke merkgoederen, zoals het geval is bij illegale parallelhandel en hoeveelheidsoverschrijdingen. Namaakgoederen zijn in de APV gedefinieerd als: “
goederen die het voorwerp zijn van een handeling waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk in de lidstaat waar de goederen worden aangetroffen, en waarop zonder toestemming een teken is aangebracht dat identiek is aan het geldig geregistreerde fabrieks- of handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden”. Uit de in artikel 9 lid 4 UMVo gebruikte vrijwel gelijke bewoordingen moet worden afgeleid dat deze bepaling – net als de APV – niet ziet op oorspronkelijke merkgoederen.
Op de gevolgen die uit het arrest Philips/Nokia voortvloeien, is heel wat kritiek van belanghebbenden gekomen, die van mening zijn dat daardoor een onredelijk zware bewijslast op houders van rechten komt te liggen en de strijd tegen namaak wordt gehinderd. Het is duidelijk dat in Europa snel een regelgevingskader moet worden ingevoerd om de strijd tegen deze snel groeiende namaakactiviteiten daadwerkelijk te kunnen aanvatten. Daarom wordt voorgesteld de bestaande lacune op te vullen en houders van rechten de mogelijkheid te bieden het binnenbrengen van waren in het douanegebied van de Unie door derden te verhinderen, wanneer deze waren zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht”.
Het „invoeren” in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van de richtlijn en artikel 9, lid 2, sub c, van de verordening, waartegen de merkhouder zich kan verzetten voorzover dit een „gebruik [van het merk] in het economisch verkeer" in de zin van lid 1 van elk van deze artikelen impliceert, veronderstelt dus een binnenbrengen van de goederen in de Gemeenschap met als doel ze aldaar in de handel te brengen.” Daaruit volgt dat voor de vraag of een merkhouder zich tegen het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de EU/EER kan verzetten, relevant is of de goederen al dan niet in het vrije verkeer zijn gebracht. Immers, uit derde landen afkomstige goederen worden niet in de EU/EER in de handel gebracht indien zij zich niet in het vrije verkeer bevinden in de zin van artikel 29 VWEU (artikel 24 EG oud). Bij de Douane aangebrachte goederen uit derde landen moeten een voor die goederen toegestane douanebestemming krijgen. Zij kunnen (onder meer) onder een bijzondere douaneregeling worden geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht of weer uitgevoerd worden. Zolang uit derde landen afkomstige goederen niet in het vrije verkeer zijn gebracht, worden deze aangemerkt als niet-Uniegoederen (voorheen: niet-communautaire goederen). Over deze goederen worden geen invoerrechten en accijnzen geheven.