ECLI:NL:RBDHA:2024:657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
SGR 23/3412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen naar de norm voor ongehuwde in geval van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Nederland, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiser was gehuwd met een vrouw die in Suriname woonde, en zij hadden nooit samengeleefd. Eiser stelde dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leefden, wat door de Svb werd betwist. De Svb had eiser een AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde toegekend, maar eiser voerde aan dat deze toekenning onterecht was, omdat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding of wederzijdse zorg. De rechtbank oordeelde dat de Svb onvoldoende had aangetoond dat eiser en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank concludeerde dat eiser recht had op een AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde, en herstelde het primaire besluit van de Svb. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Svb tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3412

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: S.R. von Kriegenbergh-Lejuez),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2023 (het primaire besluit) heeft de Svb eiser vanaf 26 april 2023 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend naar de norm voor een gehuwde.
Bij besluit van 6 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft op 14 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is op [datum] 2014 in Suriname gehuwd met [naam] (echtgenote). Eiser woont in Nederland en zijn echtgenote in Suriname. Naar aanleiding van het bezwaar heeft eiser op verzoek van de Svb het formulier ‘Onderzoek duurzaam gescheiden leven’ ingevuld en op 30 maart 2023 ondertekend. In dat formulier heeft eiser vermeld dat hij en zijn echtgenote nooit hebben samengewoond en ook niet de intentie hebben om dat in de toekomst te gaan doen. Zij bellen elkaar eens per maand, hebben eens per maand via internet contact, ontmoeten elkaar – indien mogelijk – eens per jaar voor 4 à 5 weken per jaar waarbij zij bij elkaar overnachten. Zij presenteren zich aan anderen als echtpaar/stel (maar wel sporadisch, want eiser heeft geen familie en weinig vrienden). Eens per jaar gaan zij op bezoek of ontvangen zij bezoek, eens per jaar doen zij samen boodschappen en eens per jaar maken zij uitstapjes. Van financiële verstrengeling is geen sprake.
2. Bij het bestreden besluit heeft de Svb het primaire besluit gehandhaafd. Aanleiding om eiser een AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde toe te kennen is dat niet blijkt dat eiser en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven. De intentie is daarbij volgens de Svb van doorslaggevend belang. Alleen al uit het feit dat eiser en zijn echtgenote elkaar elk jaar willen opzoeken en bij elkaar willen zijn, blijkt dat er geen intentie is om duurzaam gescheiden van elkaar te leven, aldus de Svb. De Svb verwijst naar zijn beleidsregel Duurzaam gescheiden leven (SB1002).
Standpunten
3. Eiser voert in beroep aan dat de Svb hem ten onrechte AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde heeft toegekend. Eiser leeft duurzaam gescheiden van zijn echtgenote. Eiser en zijn echtgenote hebben niet de intentie om met elkaar samen te wonen. Zij leiden hun eigen leven als ware zij niet met de ander gehuwd. Deze toestand is door beiden als bestendig bedoeld. Eiser en zijn echtgenote hebben elkaar maar drie keer ontmoet, namelijk in 2014, 2019 en 2021. Het ondernemen van gezamenlijke activiteiten hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met enige vorm van verzorging. Daartoe verwijst eiser naar het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1924. Eiser verwijst verder naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3354, waarin geen huwelijkse samenleving is aangenomen, ondanks dat er (vrijwel dagelijks) internetcontact was en de echtgenote in die zaak eenmaal per jaar op vakantie naar Nederland kwam. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren en de Svb te veroordelen tot vergoeding van de door eiser geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente, door hem nader te specificeren.
4. De Svb handhaaft zijn standpunt zoals weergegeven in het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd. De verwijzing door eiser naar het arrest van 15 juni 2012 gaat volgens de Svb niet op, omdat het daarin ging om de vraag of er sprake was van een gezamenlijk huishouden en niet of er gesproken kon worden van duurzaam gescheiden leven. De verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 23 december 2021 gaat evenmin op, omdat daarin sprake was van een ongewilde situatie waarbij de samenleving onmogelijk was geworden en permanent was verbroken. Die situatie doet zich niet voor bij eiser en zijn echtgenote, daar zij ervoor hebben gekozen dat eiser in Nederland woont en zijn echtgenote in Suriname.
Beoordeling
5. De rechtbank moet beoordelen of de Svb terecht aan eiser een AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde heeft toegekend.
5.1.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
5.2.
Wanneer geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving, volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat betrokkenen duurzaam gescheiden leven als aan de hierna vermelde voorwaarden is voldaan:
ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning, omdat de huwelijkse samenleving ook kan bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. [1] Volgens het beleid van de Svb geldt dit ook voor wonen in verschillende landen. [2] Er kan niet helemaal worden uitgesloten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken. Dat moet dan wel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijken. [3]
5.3.
Van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving tussen eiser en zijn echtgenote is geen sprake. De rechtbank zal beoordelen of uit de feitelijke omstandigheden kan worden afgeleid dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser nooit met zijn echtgenote heeft samengeleefd. Eiser heeft onweersproken gesteld dat hij en zijn echtgenote ook nooit de intentie hebben gehad om samen te leven, die intentie ook nu niet hebben en dat die toestand door eiser en zijn echtgenote blijvend is bedoeld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de feitelijke omstandigheden kan worden afgeleid dat eiser en zijn echtgenote vanaf de huwelijksdatum duurzaam gescheiden leven. Beiden leiden hun eigen dagelijks leven, als ware zij niet met elkaar gehuwd: eiser in Nederland en zijn echtgenote in Suriname. Als gehuwden hebben zij de wettelijke verplichting tot wederzijdse hulp en bijstand, [4] maar daaraan beantwoorden zij in de praktijk niet. Beiden voorzien onafhankelijk van elkaar in hun eigen inkomen en van wederzijdse verzorging is geen sprake. Gedurende hun huwelijk, dat in 2014 gesloten is, hebben eiser en zijn echtgenote elkaar niet vaker dan drie keer, namelijk in 2014, 2019 en 2021 ontmoet, zoals eiser ter zitting onweersproken heeft verklaard.
De rechtbank acht het aantal (drie) en de tijdsduur van deze onregelmatige ontmoetingen (enkele weken), gescheiden door tussenpozen van twee tot zelfs vijf jaren, in verhouding tot de duur van het huwelijk (circa negen jaar), zo uitermate gering en incidenteel dat de omstandigheden dat eiser en zijn echtgenote bij gelegenheid van die ontmoetingen bij elkaar hebben overnacht en samen boodschappen hebben gedaan en elkaar elk jaar zouden willen ontmoeten als dat mogelijk zou zijn, niet opwegen tegen het feit dat van wederzijdse zorg en financiële verwevenheid in het dagelijks leven van eiser en zijn echtgenote structureel in het geheel geen sprake is. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens voor het contact dat eiser en zijn echtgenote maandelijks onderhouden via de telefoon en/of het internet.
De rechtbank merkt daarbij op dat dit anders had kunnen zijn als deze ontmoetingen wel regelmatig en met een hogere frequentie zouden plaatsvinden. [5] Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden van dit – uitzonderlijke – individuele geval ondubbelzinnig blijkt dat tussen eiser en zijn echtgenote al vanaf de huwelijksdatum geen sprake was van echtelijke samenleving.
5.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit individuele geval sprake is van een situatie waarin eiser duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is en dat hij daarom op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW voor de toepassing van de AOW als ongehuwd had moeten worden aangemerkt.
Conclusie en gevolgen
6. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Svb het bestreden besluit ontoereikend heeft gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
7. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu zelf een beslissing en bepaalt dat het primaire besluit wordt herroepen. Verder bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats van het bestreden besluit komt. Dit betekent dat eiser vanaf 26 april 2023 een ouderdomspensioen naar de norm voor een ongehuwde wordt toegekend.
Proceskosten en griffierecht
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, bestaat aanleiding te bepalen dat de Svb aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden en om de Svb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
8.2.
Ook de kosten van bezwaar komen volgens artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voor vergoeding in aanmerking, nu het primaire besluit wordt herroepen wegens aan de Svb te wijten onrechtmatigheid. Deze vergoeding bedraagt € 624,- voor het indienen van een bezwaarschrift, wegingsfactor 1. De Svb wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 2.374,-.
Schadevergoeding
9. Het verzoek om schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, reeds omdat eiser dit verzoek niet heeft gespecificeerd of onderbouwd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser vanaf 26 april 2023 recht heeft op een ouderdomspensioen naar de norm voor een ongehuwde;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.374,-;
  • bepaalt dat de Svb aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 24 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1453.
2.Beleidsregel Huwelijk en duurzaam gescheiden leven (SB1002).
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 30 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2154.
4.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7267.
5.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 13 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM3105 waarin betrokkene en zijn partner elkaar ongeveer één of twee keer per week ontmoeten, regelmatig met elkaar eten en af en toe met elkaar op vakantie gaan.