Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie).
Inleiding
Overwegingen
1 juli 2021 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ook heeft hij de huurovereenkomst voor het bedrijfspand getekend en is in het pand verbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
2 september 2021 is het Bbz-aanvraagformulier door verweerder ontvangen. In het dossier bevinden zich het ondernemingsplan, het bewijs van inschrijving bij de KvK en het huurcontract. Op geen enkel moment is eiser gewaarschuwd dat hij geen financiële verplichtingen kon aangaan voordat er zekerheid was over het bedrijfskrediet. Niemand heeft eiser uitgelegd dat het helemaal niet zeker was dat hij een bedrijfskrediet zou ontvangen, terwijl er wel voldoende contactmomenten zijn geweest. Door de bemoedigende uitlatingen van medewerkers van verweerder had eiser begrepen dat hij zich kon inschrijven bij de KvK, dat hij een huurcontract kon aangaan en dat hij kon starten met de onderneming. Eiser was in de veronderstelling dat verweerder akkoord was met zijn Bbz-kredietaanvraag.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn aan eiser van € 500,-; en
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 437,50.