ECLI:NL:RBDHA:2024:22136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 18 november 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat het voornemen van de minister onzorgvuldig was en dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegenomen. De rechtbank stelt echter vast dat de minister in het voornemen duidelijk heeft uiteengezet waarom Frankrijk verantwoordelijk is en dat het aan eiser was om bijzondere omstandigheden aan te voeren die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij overdracht.
De rechtbank concludeert dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het claimverzoek aan Frankrijk niet onvolledig was. Eiser heeft niet aangetoond dat de opvangomstandigheden in Frankrijk zodanig zijn dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.