ECLI:NL:RBDHA:2024:15380
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 september 2024, is de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die op 2 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd, aan de orde. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die al eerder was getoetst in uitspraken van 17 mei 2024 en 16 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 10 juli 2024 en heeft zich vervolgens gericht op de periode daarna.
Eiser voerde aan dat de minister niet voortvarend genoeg handelde in het kader van zijn uitzetting naar Marokko, aangezien er in de afgelopen vier maanden geen presentatie had plaatsgevonden en de minister slechts had gerappelleerd op de laissez-passer aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld, ondanks het ontbreken van een presentatie, en dat de Marokkaanse autoriteiten niet in alle gevallen een presentatie vereisen. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds zicht op uitzetting was, aangezien er in het verleden al een laissez-passer was afgegeven en de minister actief rappelleerde.
Daarnaast betoogde eiser dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, in plaats van inbewaringstelling. De rechtbank verwierp ook deze stelling, omdat er een onttrekkingsrisico bestond en er geen andere afdoende maatregelen beschikbaar waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra, en werd openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.