ECLI:NL:RBDHA:2024:14926
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Azerbeidzjaan, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag op 31 juli 2024 afgewezen, stellende dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van het Dublin-systeem.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk geen opvang heeft ontvangen en dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure aldaar. De rechtbank stelt echter vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat Nederland ervan uit kan gaan dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat Frankrijk zich niet aan deze verplichtingen houdt.
De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de opvang voor Dublinclaimanten in Frankrijk. Eiser heeft geen relevante ervaring als Dublinclaimant in Frankrijk en zijn claims over de opvang zijn niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 19 september 2024.