ECLI:NL:RBDHA:2024:14378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.33321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van Tunesische vreemdeling en verlenging van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 28 februari 2024 en op 21 augustus 2024 met maximaal twaalf maanden verlengd. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en het verlengingsbesluit, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet volledig was geïnformeerd over de gronden van zijn bewaring, omdat zijn gemachtigde slechts de oneven pagina's van het verlengingsbesluit had ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de afwezigheid van een registertolk tijdens het vertrekgesprek en het voornemen tot verlenging een gebrek vormt, maar dat dit gebrek niet leidt tot vernietiging van het besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de vreemdeling moet uitvallen, maar dat er geen aanleiding is om het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33321

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 21 augustus 2024 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel en tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is, en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [1] en het arrest Mahdi [2] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [3]
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [4] Uit de uitspraak van 30 juli 2024 (in de zaak NL24.29142) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt op 26 juli 2024, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Gronden van beroep
5. Eiser voert aan dat hij geen volledig verlengingsbesluit heeft ontvangen. Gemachtigde van eiser heeft per e-mail en per aangetekende post uitsluitend de oneven pagina’s van het besluit ontvangen. Ditzelfde onvolledige besluit is ook aan het digitale dossier van de rechtbank toegevoegd. Het is daarom aannemelijk dat eiser zelf ook een onvolledig besluit heeft ontvangen. Eiser is derhalve niet volledig geïnformeerd over de gronden waarop hij in bewaring wordt gehouden en waarom zijn zienswijze niet wordt gevolgd. Dit gebrek moet leiden tot vernietiging van het verlengingsbesluit.
6. Eiser is in zijn vertrekgesprek van 22 augustus 2024, waarin hij is geïnformeerd over het voorgenomen verlengingsbesluit, bijgestaan door een persoonlijke tolk Arabisch Tunesisch. Eiser had bij die gelegenheid bijgestaan moeten worden door een registertolk. Hij verwijst naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, en de uitspraak van de Afdeling op het hoger beroep in die zaak. [5] De afwezigheid van een registertolk leidt tot een gebrek dat noopt tot een belangenafweging. De belangenafweging dient in het voordeel van eiser uit te vallen. Eiser verblijft al zes maanden in bewaring, zodat zijn belang dat is gediend met zijn invrijheidstelling in beginsel zwaarder weegt dan dat van verweerder. Eiser vormt geen gevaar voor de openbare orde. Bovendien is eiser bereid om mee te werken aan een presentatie in persoon bij de Tunesische autoriteiten.
7. Eiser is niet gehoord over het voornemen om de hem opgelegde maatregel van bewaring te verlengen. Hij had persoonlijk gehoord moeten worden. De enkele mededeling tijdens een vertrekgesprek waarbij eiser alweer niet werd bijgestaan door een registertolk, en het toezenden van een voornemen aan zijn gemachtigde, is onvoldoende om aan te nemen dat een voornemen op ordentelijke wijze is uitgebracht. Het voornemen bevat ten onrechte geen informatie over het voornemen tot verlenging. Ook is niet, althans niet deugdelijk, gereageerd op zijn zienswijze. Mogelijk is inhoudelijk gereageerd op de zienswijze op de pagina’s in het besluit die eiser, althans zijn gemachtigde, niet heeft ontvangen. Het is niet mogelijk om dit gebrek in beroep te repareren omdat verweerder in het besluit had moeten reageren op alles wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd.
8. Uit alle omstandigheden tezamen bezien volgt dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen.
9. Eiser verzoekt de rechtbank het besluit te vernietigen omdat het onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd.
Het oordeel van de rechtbank
Onvolledig besluit
10. Verweerder heeft eerst op 30 augustus 2024 een volledige versie van het verlengingsbesluit aan het digitale dossier toegevoegd. De versie die op 27 augustus 2024 aan het digitale dossier is toegevoegd, en die overeenkomt met de versie die de gemachtigde van eiser heeft ontvangen, bevat slechts de oneven pagina’s van het negen pagina’s tellende besluit.
11. Verweerder heeft in zijn briefverweer uitgelegd dat het besluit, omdat het van een natte handtekening was voorzien, is aangeboden aan het Informatie en Logistiek Centrum van DT&V om het te laten scannen en in het digitale systeem te plaatsen. Verweerder erkent dat hij hierbij een fout heeft gemaakt en slechts de oneven pagina’s heeft gescand. De gemachtigde van eiser heeft dus inderdaad een onvolledig besluit ontvangen. Aan eiser zelf is wel een volledig besluit aangeboden.
12. Uit het uitreikingsblad dat bij het verlengingsbesluit is opgenomen blijkt dat het besluit aan eiser in persoon is uitgereikt, waarbij hij heeft geweigerd om het document in ontvangst te nemen. Hiermee is voldaan aan de voorwaarden van artikelen 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten. Verweerder heeft in het briefverweer van 30 augustus 2024 de gang van zaken geschetst betreffende de ondertekening van een verlengingsbesluit, de daaropvolgende uitreiking aan eiser, en pas daarna het scannen van het document ter verdere verspreiding. Er is gezien deze toelichting geen aanleiding om aan te nemen dat aan eiser een onvolledig besluit is aangeboden. [6]
13. Hoewel het bepaald slordig is van verweerder om een onvolledig besluit aan de gemachtigde van eiser op te sturen, komt daarmee de rechtsgeldigheid van het besluit niet in het geding. De gemachtigde had immers ook zelf het volledige besluit bij verweerder of bij zijn cliënt kunnen opvragen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Registertolk
14. Voor zover de gronden zich richten tegen het ontbreken van een registertolk bij het vertrekgesprek / voornemen van 12 augustus 2024 en het vertrekgesprek / de uitreiking van het verlengingsbesluit op 21 augustus 2024 [7] stelt de rechtbank vast dat in beide gevallen gebruik is gemaakt van een persoonlijke tolk. Hoewel verweerder niet verplicht is om gebruik te maken van een registertolk komt het de rechtbank correct over om ten minste te vermelden wie de persoonlijke tolk is. Heeft de medewerker van DT&V of een collega zelf opgetreden als tolk, of is een mede-gedetineerde opgetreden als tolk? [8] Nu niet is gesteld of gebleken dat eiser op welke wijze dan ook door het ontbreken van een registertolk in zijn belangen is geschaad, is er geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit gebrekkig tot stand is gekomen. De verwijzing naar de door eiser geciteerde rechtspraak helpt hem niet, omdat die zaak ging over een gehoor voorafgaand aan het opleggen van een maatregel, waarbij de inzet van een registertolk in beginsel juist wel verplicht is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Voornemenprocedure
15. Uit de aan het digitale dossier toegevoegde stukken blijkt dat met eiser op 12 augustus 2024 is gesproken over het voornemen om de maatregel van bewaring met twaalf maanden te verlengen. Op diezelfde dag is het voornemen aan de gemachtigde van eiser gezonden. De gemachtigde heeft op 16 augustus 2024 een zienswijze uitgebracht waarin hij inhoudelijk ingaat op het voornemen. Op 21 augustus heeft verweerder de maatregel van bewaring met ingang van 26 augustus 2024 met twaalf maanden verlengd. Hij heeft dit besluit in persoon aan eiser uitgereikt. Daarmee is de voornemenprocedure gerespecteerd.
16. De rechtbank oordeelt ook dat verweerder in het verlengingsbesluit voldoende gereageerd op de ingezonden zienswijze. In de zienswijze is gesteld dat onvoldoende duidelijk is of de Tunesische autoriteiten nog onderzoek doen naar de LP-aanvraag van eiser. Ook stelt eiser dat de lange bewaring hem zwaar valt en dat zijn fysieke en mentale gezondheid hier onder lijden. Bovendien stelt eiser dat hij het onderzoek naar zijn identiteit niet frustreert, maar dat hem alleen passiviteit kan worden verweten. De rechtbank stelt vast dat op elk van deze bezwaren wel degelijk inhoudelijk is gereageerd in het verlengingsbesluit, met name op pagina 8 – één van de pagina’s die de gemachtigde van eiser in eerste instantie niet heeft ontvangen. Zoals de rechtbank eerder heeft vastgesteld (punt 13) was het aan de gemachtigde van eiser zelf geweest om te zorgen dat hij over een volledig besluit kon beschikken. Ook had hij na ontvangst van het volledige besluit de al ingediende beroepsgronden kunnen aanvullen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
17. Nu de rechtbank geen gebrek heeft vastgesteld is er geen aanleiding voor een belangenafweging. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, op dit moment niet langer rechtmatig kan worden geacht.
18. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerd publicatie op
www.rechtspraak.nl.De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
4.Zie de uitspraken van 19 maart 2024, zaak NL24.9610, ECLI:NL:RBDHA:2024:4028 (deze uitspraak is bevestigd in hoger beroep door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 april 2024, zaak nummer 202401869/1/V3), 10 mei 2024, zaak NL24.18502, ECLI:NL:RBDHA:2024:7402, en 24 juni 2024, zaak NL24.24202, ECLI:NL:RBDHA:2024:9968.
6.Zie, naar analogie, de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 28 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3538.
7.In zijn gronden spreekt eiser van 22 augustus 2024. De rechtbank gaat er vanuit dat hier sprake is van een misslag en 21 augustus 2024 wordt bedoeld.
8.Dat dit kan voorkomen blijkt uit zaak NL23.19065, ECLI:NL:RBDHA:2023:10366. Ook in dit geval oordeelde de rechtbank dat eiser niet in zijn belangen was geschaad.