3.1.De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de vreemdeling in het Engels kon worden gehoord. De Afdeling neemt de motivering onder 3.1 over.
(…)
De rechtbank merkt op dat de onderliggende, zogenoemde “omarmde” rechtbankuitspraak van 7 oktober 2022 van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, (nog) niet is gepubliceerd en ook niet is te vinden in het zogenoemde e-archief (Porta Iuris) zodat de rechtbank niet kan nagaan wat de rechtbank heeft overwogen onder 3.1.
13. In de Memorie van Toelichting behorende bij de Wbtv (Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2004-2005, 29 936, nr. 3) is onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
Dit wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers en de introductie van een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register staan ingeschreven.
In het maatschappelijk verkeer speelt een goede beheersing van taal een belangrijke rol. Bij juridische procedures is het van groot belang dat beheersing van de taal verzekerd is. Indien een der partijen in een juridische procedure de taal niet beheerst kan dit tot misverstanden leiden die verstrekkende gevolgen kunnen hebben.
In Nederland bevinden zich of arriveren veel personen die de Nederlandse taal niet of slechts in beperkte mate beheersen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan immigranten, vluchtelingen, werknemers uit andere landen en toeristen. Teneinde ervoor te zorgen dat deze personen zich verstaanbaar kunnen maken indien zij betrokken raken bij een juridische procedure en zij kunnen begrijpen wat er wordt gezegd, wordt gebruik gemaakt van tolken. Bij het vertalen van stukken die in een andere taal dan het Nederlands zijn gesteld, wordt gebruik gemaakt van vertalers.
Binnen het Nederlandse rechtsbestel spelen de tolken en vertalers een onmisbare rol. De beslissingen die genomen worden in zaken waarbij een tolk of vertaler betrokken is, zijn doorgaans (deels) gebaseerd op het werk van de tolk of vertaler. Indien de kwaliteit van de tolk of vertaler onvoldoende gewaarborgd is, kan dit ongewenste gevolgen hebben ten aanzien van de beslissingen die op hun werk gebaseerd zijn.
(…)
14. Anders dan de Afdeling leidt de rechtbank uit de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28, eerste lid, van de Wbtv
nietaf dat volgt dat deze bepaling, behoudens toepassing van het derde lid, onder meer de KMar enkel verplicht tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers,
indien gebruik van een tolk of vertaler nodig wordt geacht.
Dat er een beoordeling gemaakt dient te worden of kan worden die verder strekt dan de vaststelling of de betrokkene de Nederlandse taal beheerst is niet in de Memorie van Toelichting opgenomen en acht de rechtbank ook strijdig met de ratio van het wettelijk willen vastleggen van kwaliteits- en zorgvuldigheidseisen en daarmee kwaliteits- en zorgvuldigheidswaarborgen van de tolken die worden ingeschakeld.
15. De afnameplicht zoals neergelegd in artikel 28 ziet op de vraag
welke tolkdient te worden ingeschakeld. In de Memorie van Toelichting is niet uitdrukkelijk bepaald
wanneereen tolk dient te worden ingeschakeld. Dit is echter ook niet vreemd. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat de autoriteiten “een” tolk dienen in te schakelen als de betrokkene de Nederlandse taal en dus de procestaal niet machtig is. Waar betoogd kan worden dat de aard en duur en gevolgen van het contact met zich kan brengen dat communicatie kan plaatsvinden in een taal die zowel de vreemdeling als de betreffende ambtenaar van de autoriteiten beheersen, heeft in ieder geval te gelden dat indien een gehoor plaatsvindt dat dient om te beoordelen of de vrijheid van een vreemdeling wordt ontnomen dan wel beperkt, dit gehoor, ter bescherming van die vreemdeling, dient plaats te vinden in de taal die de vreemdeling volledig beheerst op het niveau van een zogenoemde “native speaker”.
16. De ratio om een afnameplicht wettelijk vast te leggen en onder meer de kwaliteitseisen die aan tolken worden gesteld indien zij worden ingeschakeld door de genoemde diensten vast te leggen veronderstelt
dáteen tolk wordt ingeschakeld als de vreemdeling de procestaal niet beheerst.
17. Het standpunt van verweerder maakt de waarborgen die artikel 28 Wbtv beoogt te bieden zinledig omdat aan deze waarborgen voorbij gegaan kan worden indien de verbalisant meent een andere dan de Nederlandse (proces-)taal voldoende te beheersen en in het geheel geen verantwoording hoeft af te leggen in het proces-verbaal waarop de verbalisant deze gestelde eigen capaciteiten baseert. De kwaliteitseisen die aan tolken die worden ingezet door de autoriteiten zijn vastgelegd en dus toetsbaar. Gelet op het belang van de gehoren die worden afgenomen door de autoriteiten zijn deze waarborgen en eisen waaraan professionele en geschoolde tolken moeten worden voldoen dus noodzakelijk geacht voor een goede en zorgvuldige rechtsgang. Naast een kwaliteitswaarborg, is dit dus tevens een zorgvuldigheidswaarborg.
Het kan niet zo zijn dat indien een verbalisant aangeeft “de Engelse taal in voldoende mate te beheersen”, aan deze wettelijke regeling geen enkele waarde toekomt. De bewaringsmaatregel is juridisch complex en het horen om te onderzoeken of een bewaringsmaatregel kan worden opgelegd vereist dus ook dat degene die hoort “de juridische taal” beheerst. De rechtbank kan op grond van dit proces-verbaal niet beoordelen wat de verbalisant bedoelt met “de Engelse taal voldoende beheersen” en kan ook niet beoordelen op grond waarvan de verbalisant vindt dat hij de Engelse taal voldoende beheerst om een bewaringsgehoor te laten plaatsvinden zonder een professioneel geschoolde tolk in te schakelen.
18. Ook is niet duidelijk of eiser begrijpt dat het bewaringsgehoor dient om een juridische beoordeling te kunnen maken en dat de vragen die worden gesteld betrekking hebben op juridische vereisten. Het vastleggen van de waarborg dat wordt gehoord met een registertolk dient er toe om het gehoor zorgvuldig te laten verlopen en biedt bescherming aan de vreemdeling dat hij op juiste wijze wordt geïnformeerd over het mogelijke opleggen van de maatregel, de argumenten die hij kan aandragen om hiervan af te zien, dan wel met de oplegging van een lichter middel te volstaan, zijn recht op kosteloze rechtsbijstand en de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden. Het is ook niet aan eiser om te moeten inschatten of het “in voldoende mate beheersen van de Engelse taal” ook betekent dat hij de strekking van “de juridische vragen” begrijpt en wat de implicaties zijn van de verklaringen die hij aflegt en op welke wijze deze verklaringen worden gewogen bij de beslissing om de maatregel al dan niet op te leggen. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Gambia. Engels is de officiële taal in Gambia en eiser heeft, bij het instellen van beroep en voordat hij afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord, aangegeven ter zitting in de Engelse taal gehoord te willen worden. Dit laat onverlet dat het bewaringsgehoor er toe dient om te kunnen beslissen of tot vrijheidsontneming zal worden overgegaan en een zorgvuldige beslissing vereist dat gehoord wordt met inschakeling van een tolk tenzij zowel de verbalisant als eiser de taal waarin gesproken wordt zodanig beheersen dat de juridische aspecten van deze beslissing tijdens het gehoor adequaat aan de orde kunnen komen.
19. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wet tot doel heeft om niet alleen de integriteit maar ook om de kwaliteit van de tolken en vertalers te waarborgen. Het stellen van kwaliteitseisen aan tolken en het vastleggen hiervan verhoudt zich niet met het zodanig beperkt uitleggen van de afnameplicht dat indien een verbalisant zichzelf in staat acht om de vreemdeling zonder een professioneel geschoolde tolk in te schakelen te horen, aan al deze waarborgen dus geen enkele betekenis toekomt. De zorgvuldigheidswaarborg geldt dus niet slechts indien gebruik wordt gemaakt van een tolk. Ook al is sprake van een in zeker mate spreken en verstaan van een taal, dan omvat dit niet zonder meer het linguïstisch niveau dat is vereist om die taal ook “juridisch” te beheersen. In deze waarborg wordt nu juist voorzien door het inschakelen van een specifiek daartoe opgeleide en geregistreerde tolk.
20. De rechtbank concludeert dat, gelet op het karakter van vrijheidsontneming en de zorgvuldigheid die is vereist indien wordt onderzocht of de maatregel kan worden opgelegd, indien de vreemdeling de -Nederlandse- procestaal niet beheerst -in ieder geval- bij het bewaringsgehoor een professionele geschoolde tolk dient te worden ingeschakeld en dient te worden voldaan aan artikel 28 Wbtv. In de onderhavige procedure is dit niet gebeurd waardoor de rechtbank de maatregel van aanvang af onrechtmatig acht.
De rechtbank overweegt hierbij dat het horen van de vreemdeling met inschakeling van een tolk conform artikel 28 Wbtv een essentiële waarborg is die bij niet-naleving geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Of gronden wel of niet bestreden zijn is pas relevant als aan de vereisten voor een zorgvuldig gehoor en dus een zorgvuldige voorbereiding van de maatregel zijn voldaan. Zonder inschakeling van een tolk kan immers niet worden vastgesteld of de vreemdeling heeft begrepen wat de gronden zijn en op welke wijze zijn verklaringen worden betrokken bij de beoordeling of er gronden zijn die oplegging van de maatregel vergen en in beginsel rechtvaardigen. Verweerder draagt de bewijslast voor de rechtmatigheid van de maatregel en voor het zorgvuldig voorbereiden van de maatregel. Het is dan ook niet aan eiser om, indien verweerder onvoldoende zorgvuldig handelt, aan te moeten geven of en hoe hij is benadeeld.
21. De rechtbank concludeert dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is zodat het beroep gegrond zal worden verklaard. De andere rechtmatigheidsaspecten van de maatregel behoeven geen nadere bespreking. Eiser maakt aanspraak op schadevergoeding en de rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de standaardmatig toegekende bedragen. De maatregel is van aanvang af ten uitvoer gelegd in het DTC en duurt tot en met heden 20 dagen. De rechtbank bepaalt gelet daarop de hoogte van de schadevergoeding op € 2.000,-.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.