ECLI:NL:RBDHA:2023:6969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en de verplichting tot inschakeling van een tolk in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opheffing van een bewaringsmaatregel opgelegd aan eiser, een Gambiaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 26 april 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd, waarbij eiser niet met behulp van een professionele tolk was gehoord. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig was, omdat eiser niet in de Engelse taal, zijn moedertaal, was gehoord met de inschakeling van een registertolk. De rechtbank benadrukte dat het inschakelen van een tolk een essentiële waarborg is voor een zorgvuldige procedure, vooral in het kader van vrijheidsontneming. De rechtbank concludeerde dat de autoriteiten verplicht zijn om een tolk in te schakelen wanneer de vreemdeling de procestaal niet beheerst. De rechtbank heeft de maatregel opgeheven, eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld en een schadevergoeding van € 2.000,- toegekend, evenals een proceskostenvergoeding van € 1.674,- aan de rechtsbijstandverlener van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12975

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2023 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Eiser heeft op 28 april 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Ten tijde van het openen van de behandeling ter zitting was eiser niet verschenen. De parketpolitie heeft de rechtbank medegedeeld dat DVO zou hebben gemeld dat eiser afstand had gedaan maar dat er geen schriftelijke afstandsverklaring was. De rechtbank heeft het beroep behandeld en met gemachtigde van eiser en met gemachtigde van verweerder besproken het onderzoek pas te sluiten zodra de rechtbank beschikt over een schriftelijke door eiser getekende verklaring dat hij afstand doet van zijn recht om in persoon te worden gehoord. De rechtbank heeft deze afstandsverklaring op 9 mei 2023 om 11:29 uur ontvangen en aan het dossier toegevoegd en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2003 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Dit is volgens verweerder gebleken uit de feiten en omstandigheden dat eiser:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en
nationaliteit;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft meerdere gronden aangevoerd. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking hiervan omdat de rechtbank op grond van een aanvullende ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling tot de conclusie komt dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is en onmiddellijk moet worden opgeheven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4. In het proces-verbaal van gehoor bij bewaring (de M110) is vermeld dat eiser op 26 april 2023, voorafgaand aan de oplegging van de maatregel, is gehoord in het Detentiecentrum Rotterdam. Het gehoor heeft niet met behulp van een (register)tolk plaatsgevonden. Het proces-verbaal van gehoor is op 26 april 2023 op ambtseed opgemaakt. In het proces-verbaal is het navolgende vermeld:
(…)
De vreemdeling verklaarde mij,
( ) in de Nederlandse taal, welke door de vreemdeling in voldoende mate beheerst wordt,
( ) in de Engels taal, met behulp van de telefonisch vertalende beëdigde tolk .
(X) in de Engels taal, met behulp van de telefonisch vertalende niet beëdigde tolk wegens:
( ) vereiste spoed en een beëdigd tolk niet tijdig beschikbaar was
( ) het ontbreken van een beëdigd tolk voor deze taal in het register voor beëdigde
tolken en vertalers,
(X) Overig: De vreemdeling gaf aan de Engelse taal voldoende machtig te zijn. En mij als
verbalisant goed te kunnen verstaan en begrijpen.
Het volgende:
(X) ten aanzien van de verstaanbaarheid van de tolk: Ik kan u goed verstaan en begrijpen in de Engelse taal.
(…)
Dit gehoor en bovenstaande mededelingen hebben plaatsgevonden in de Engelse taal welke zowel de verbalisant en de vreemdeling in voldoende mate beheersten.
(…)
5. De rechtbank leidt uit het bovenstaande proces-verbaal af dat eiser
nietis gehoord met behulp van een tolk. Weliswaar zijn er “kruisjes gezet”, echter in de zogenoemde vrije ruimte in het proces-verbaal is weergegeven dat de verbalisant eiser zonder bijstand van een professionele tolk heeft gehoord.
6. Het recht van eiser dat tijdens het gehoor een professionele registertolk wordt ingeschakeld, is een essentiële waarborg voor een zorgvuldige procedure waarvan slechts in zeer beperkte omstandigheden en gemotiveerd kan worden afgeweken. Het is aan verweerder, indien hij eiser gaat horen over een mogelijke inbewaringstelling en dus ontneming van de vrijheid, zorg te dragen voor een registertolk in de taal die eiser als moedertaal spreekt. Slechts in de omstandigheid dat een registertolk niet binnen de termijn om eiser te horen beschikbaar is, kan hier onder omstandigheden van worden afgeweken. In dat geval dient – in de maatregel- te worden gemotiveerd dat sprake is van dergelijke omstandigheden, welke keuze vervolgens is gemaakt en waarom die keuze is gemaakt. Van dit alles blijkt niet. Het proces-verbaal is op ambtseed opgemaakt en er zijn geen indicaties dat de verbalisant de Engelse taal niet machtig is. Dit is echter niet relevant nu de verbalisant zich er -kennelijk- geen rekenschap van heeft gegeven dat uitgangspunt is dat hij dient zorg te dragen voor een registertolk en het niet aan hem is om te beoordelen of het gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel in de Engelse taal kan plaatsvinden en ook niet aan hem is om te beoordelen of eiser die taal voldoende machtig is. Dat eiser zelf aangeeft akkoord te gaan met deze wijze van horen en ook de Engelse taal spreekt en verstaat, acht de rechtbank, gelet op de concrete feiten en omstandigheden, niet relevant. De rechtbank overweegt hierbij dat een vreemdeling in die situatie meerdere motieven kan hebben om aan te geven geen bezwaar te hebben en het ook maar de vraag is of de vreemdeling daadwerkelijk in staat is om te overzien of hij deze taal in voldoende mate beheerst omdat de juridische vereisten om de bewaringsmaatregel op te kunnen leggen aan de orde komen in dit gehoor. Juist daarom dient het gehoor in deze situatie plaats te vinden met bijstand van een registertolk.
7. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 12 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5352). Verweerder heeft hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld. Die omstandigheid is echter op zichzelf onvoldoende voor de rechtbank om tot een andere uitspraak in de onderhavige procedure te komen.
8. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar recente Afdelingsjurisprudentie en stelt zich, onder verwijzing naar die jurisprudentie, op het standpunt dat de regels over de inzet van een registertolk en onder welke omstandigheden gehoord kan worden met een niet-registertolk alleen van toepassing zijn als er een tolk nodig is. Volgens verweerder is de verbalisant die gaat horen in staat en bevoegd om te beslissen of hij een tolk nodig acht. De rechtbank acht dit standpunt onbegrijpelijk omdat hiermee essentiële zorgvuldigheidswaarborgen worden miskend en motiveert dit als volgt.
9. Artikel 28 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) bepaalt het navolgende:
Hoofstuk V. Afnameplicht
Artikel 28

1 De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:

a.de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
b.de tot de rechterlijke macht behorende gerechten;
c. het Openbaar Ministerie;
d. de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
e. de politie;
f. de Koninklijke Marechaussee.

2 Onze Minister kan bij ministeriële regeling instanties en organen aanwijzen die in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht ook gehouden zijn gebruik te maken van beëdigde tolken en vertalers.

3 In afwijking van het eerste en tweede lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.

4 Indien van het eerste of tweede lid wordt afgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet. De artikelen 29 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op een tolk of vertaler als bedoeld in het derde lid.

10. In de uitspraak van 17 oktober 2022 ( ECLI:NL:RVS:2022:2963) heeft de Afdeling onder meer het navolgende overwogen:
(…)
1.
Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.
Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 26 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4064, onder 9.1, over de verplichting voor de Koninklijke Marechaussee tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers). Zoals de Afdeling in die uitspraak heeft overwogen, volgt uit de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers dat deze bepaling, behoudens toepassing van het derde lid, onder meer de Koninklijke Marechaussee verplicht tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers, indien gebruik van een tolk of vertaler nodig wordt geacht. Dit geldt ook voor de politie. Het proces-verbaal van gehoor van 1 september 2022 vermeldt dat de vreemdeling en de verbalisant beiden het Engels voldoende machtig waren. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat er niet noodzakelijkerwijs gebruik hoeft te worden gemaakt van een tolk bij het gehoor en dat het mogelijk is dat de verbalisant en de vreemdeling in een taal communiceren die zij allebei in voldoende mate beheersen.
(…)
11. In de uitspraak van 20 oktober 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:4064) heeft de Afdeling onder meer het navolgende overwogen:
(…)
9.1.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wbtv, voor zover thans van belang, maakt de Kmar in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers.
Uit de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28, eerste lid, van de Wbtv volgt dat deze bepaling, behoudens toepassing van het derde lid, onder meer de Kmar verplicht tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers, indien gebruik van een tolk of vertaler nodig wordt geacht.
(…)
9.4.
De omstandigheid dat de staatssecretaris heeft nagelaten zich ervan te vergewissen of de tolk beëdigd was, heeft niet zonder meer tot gevolg dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Dit gebrek maakt de inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
Nu de vreemdeling de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet heeft bestreden en nu uit hetgeen hij naar voren heeft gebracht niet valt op te maken of en zo ja, in hoeverre hij door het gebruik van de desbetreffende tolk is benadeeld, bestaat geen grond voor het oordeel dat de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek.
(…)
12. Verweerder heeft ter zitting ook verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3281), waarin de Afdeling onder meer het navolgende heeft overwogen:
(…)
3.
Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.1.
De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de vreemdeling in het Engels kon worden gehoord. De Afdeling neemt de motivering onder 3.1 over.
(…)
De rechtbank merkt op dat de onderliggende, zogenoemde “omarmde” rechtbankuitspraak van 7 oktober 2022 van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, (nog) niet is gepubliceerd en ook niet is te vinden in het zogenoemde e-archief (Porta Iuris) zodat de rechtbank niet kan nagaan wat de rechtbank heeft overwogen onder 3.1.
13. In de Memorie van Toelichting behorende bij de Wbtv (Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2004-2005, 29 936, nr. 3) is onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
Dit wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers en de introductie van een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register staan ingeschreven.
In het maatschappelijk verkeer speelt een goede beheersing van taal een belangrijke rol. Bij juridische procedures is het van groot belang dat beheersing van de taal verzekerd is. Indien een der partijen in een juridische procedure de taal niet beheerst kan dit tot misverstanden leiden die verstrekkende gevolgen kunnen hebben.
In Nederland bevinden zich of arriveren veel personen die de Nederlandse taal niet of slechts in beperkte mate beheersen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan immigranten, vluchtelingen, werknemers uit andere landen en toeristen. Teneinde ervoor te zorgen dat deze personen zich verstaanbaar kunnen maken indien zij betrokken raken bij een juridische procedure en zij kunnen begrijpen wat er wordt gezegd, wordt gebruik gemaakt van tolken. Bij het vertalen van stukken die in een andere taal dan het Nederlands zijn gesteld, wordt gebruik gemaakt van vertalers.
Binnen het Nederlandse rechtsbestel spelen de tolken en vertalers een onmisbare rol. De beslissingen die genomen worden in zaken waarbij een tolk of vertaler betrokken is, zijn doorgaans (deels) gebaseerd op het werk van de tolk of vertaler. Indien de kwaliteit van de tolk of vertaler onvoldoende gewaarborgd is, kan dit ongewenste gevolgen hebben ten aanzien van de beslissingen die op hun werk gebaseerd zijn.
(…)
14. Anders dan de Afdeling leidt de rechtbank uit de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 28, eerste lid, van de Wbtv
nietaf dat volgt dat deze bepaling, behoudens toepassing van het derde lid, onder meer de KMar enkel verplicht tot het inschakelen van beëdigde tolken of vertalers,
indien gebruik van een tolk of vertaler nodig wordt geacht.
Dat er een beoordeling gemaakt dient te worden of kan worden die verder strekt dan de vaststelling of de betrokkene de Nederlandse taal beheerst is niet in de Memorie van Toelichting opgenomen en acht de rechtbank ook strijdig met de ratio van het wettelijk willen vastleggen van kwaliteits- en zorgvuldigheidseisen en daarmee kwaliteits- en zorgvuldigheidswaarborgen van de tolken die worden ingeschakeld.
15. De afnameplicht zoals neergelegd in artikel 28 ziet op de vraag
welke tolkdient te worden ingeschakeld. In de Memorie van Toelichting is niet uitdrukkelijk bepaald
wanneereen tolk dient te worden ingeschakeld. Dit is echter ook niet vreemd. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat de autoriteiten “een” tolk dienen in te schakelen als de betrokkene de Nederlandse taal en dus de procestaal niet machtig is. Waar betoogd kan worden dat de aard en duur en gevolgen van het contact met zich kan brengen dat communicatie kan plaatsvinden in een taal die zowel de vreemdeling als de betreffende ambtenaar van de autoriteiten beheersen, heeft in ieder geval te gelden dat indien een gehoor plaatsvindt dat dient om te beoordelen of de vrijheid van een vreemdeling wordt ontnomen dan wel beperkt, dit gehoor, ter bescherming van die vreemdeling, dient plaats te vinden in de taal die de vreemdeling volledig beheerst op het niveau van een zogenoemde “native speaker”.
16. De ratio om een afnameplicht wettelijk vast te leggen en onder meer de kwaliteitseisen die aan tolken worden gesteld indien zij worden ingeschakeld door de genoemde diensten vast te leggen veronderstelt
dáteen tolk wordt ingeschakeld als de vreemdeling de procestaal niet beheerst.
17. Het standpunt van verweerder maakt de waarborgen die artikel 28 Wbtv beoogt te bieden zinledig omdat aan deze waarborgen voorbij gegaan kan worden indien de verbalisant meent een andere dan de Nederlandse (proces-)taal voldoende te beheersen en in het geheel geen verantwoording hoeft af te leggen in het proces-verbaal waarop de verbalisant deze gestelde eigen capaciteiten baseert. De kwaliteitseisen die aan tolken die worden ingezet door de autoriteiten zijn vastgelegd en dus toetsbaar. Gelet op het belang van de gehoren die worden afgenomen door de autoriteiten zijn deze waarborgen en eisen waaraan professionele en geschoolde tolken moeten worden voldoen dus noodzakelijk geacht voor een goede en zorgvuldige rechtsgang. Naast een kwaliteitswaarborg, is dit dus tevens een zorgvuldigheidswaarborg.
Het kan niet zo zijn dat indien een verbalisant aangeeft “de Engelse taal in voldoende mate te beheersen”, aan deze wettelijke regeling geen enkele waarde toekomt. De bewaringsmaatregel is juridisch complex en het horen om te onderzoeken of een bewaringsmaatregel kan worden opgelegd vereist dus ook dat degene die hoort “de juridische taal” beheerst. De rechtbank kan op grond van dit proces-verbaal niet beoordelen wat de verbalisant bedoelt met “de Engelse taal voldoende beheersen” en kan ook niet beoordelen op grond waarvan de verbalisant vindt dat hij de Engelse taal voldoende beheerst om een bewaringsgehoor te laten plaatsvinden zonder een professioneel geschoolde tolk in te schakelen.
18. Ook is niet duidelijk of eiser begrijpt dat het bewaringsgehoor dient om een juridische beoordeling te kunnen maken en dat de vragen die worden gesteld betrekking hebben op juridische vereisten. Het vastleggen van de waarborg dat wordt gehoord met een registertolk dient er toe om het gehoor zorgvuldig te laten verlopen en biedt bescherming aan de vreemdeling dat hij op juiste wijze wordt geïnformeerd over het mogelijke opleggen van de maatregel, de argumenten die hij kan aandragen om hiervan af te zien, dan wel met de oplegging van een lichter middel te volstaan, zijn recht op kosteloze rechtsbijstand en de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden. Het is ook niet aan eiser om te moeten inschatten of het “in voldoende mate beheersen van de Engelse taal” ook betekent dat hij de strekking van “de juridische vragen” begrijpt en wat de implicaties zijn van de verklaringen die hij aflegt en op welke wijze deze verklaringen worden gewogen bij de beslissing om de maatregel al dan niet op te leggen. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Gambia. Engels is de officiële taal in Gambia en eiser heeft, bij het instellen van beroep en voordat hij afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord, aangegeven ter zitting in de Engelse taal gehoord te willen worden. Dit laat onverlet dat het bewaringsgehoor er toe dient om te kunnen beslissen of tot vrijheidsontneming zal worden overgegaan en een zorgvuldige beslissing vereist dat gehoord wordt met inschakeling van een tolk tenzij zowel de verbalisant als eiser de taal waarin gesproken wordt zodanig beheersen dat de juridische aspecten van deze beslissing tijdens het gehoor adequaat aan de orde kunnen komen.
19. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wet tot doel heeft om niet alleen de integriteit maar ook om de kwaliteit van de tolken en vertalers te waarborgen. Het stellen van kwaliteitseisen aan tolken en het vastleggen hiervan verhoudt zich niet met het zodanig beperkt uitleggen van de afnameplicht dat indien een verbalisant zichzelf in staat acht om de vreemdeling zonder een professioneel geschoolde tolk in te schakelen te horen, aan al deze waarborgen dus geen enkele betekenis toekomt. De zorgvuldigheidswaarborg geldt dus niet slechts indien gebruik wordt gemaakt van een tolk. Ook al is sprake van een in zeker mate spreken en verstaan van een taal, dan omvat dit niet zonder meer het linguïstisch niveau dat is vereist om die taal ook “juridisch” te beheersen. In deze waarborg wordt nu juist voorzien door het inschakelen van een specifiek daartoe opgeleide en geregistreerde tolk.
20. De rechtbank concludeert dat, gelet op het karakter van vrijheidsontneming en de zorgvuldigheid die is vereist indien wordt onderzocht of de maatregel kan worden opgelegd, indien de vreemdeling de -Nederlandse- procestaal niet beheerst -in ieder geval- bij het bewaringsgehoor een professionele geschoolde tolk dient te worden ingeschakeld en dient te worden voldaan aan artikel 28 Wbtv. In de onderhavige procedure is dit niet gebeurd waardoor de rechtbank de maatregel van aanvang af onrechtmatig acht.
De rechtbank overweegt hierbij dat het horen van de vreemdeling met inschakeling van een tolk conform artikel 28 Wbtv een essentiële waarborg is die bij niet-naleving geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Of gronden wel of niet bestreden zijn is pas relevant als aan de vereisten voor een zorgvuldig gehoor en dus een zorgvuldige voorbereiding van de maatregel zijn voldaan. Zonder inschakeling van een tolk kan immers niet worden vastgesteld of de vreemdeling heeft begrepen wat de gronden zijn en op welke wijze zijn verklaringen worden betrokken bij de beoordeling of er gronden zijn die oplegging van de maatregel vergen en in beginsel rechtvaardigen. Verweerder draagt de bewijslast voor de rechtmatigheid van de maatregel en voor het zorgvuldig voorbereiden van de maatregel. Het is dan ook niet aan eiser om, indien verweerder onvoldoende zorgvuldig handelt, aan te moeten geven of en hoe hij is benadeeld.
21. De rechtbank concludeert dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is zodat het beroep gegrond zal worden verklaard. De andere rechtmatigheidsaspecten van de maatregel behoeven geen nadere bespreking. Eiser maakt aanspraak op schadevergoeding en de rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de standaardmatig toegekende bedragen. De maatregel is van aanvang af ten uitvoer gelegd in het DTC en duurt tot en met heden 20 dagen. De rechtbank bepaalt gelet daarop de hoogte van de schadevergoeding op € 2.000,-.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel;
- gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.000,-, te betalen door de griffier.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
R.A. Van de Voorde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 15 mei 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.