ECLI:NL:RBDHA:2024:9968
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en zicht op uitzetting van een Tunesische vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling, eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 28 februari 2024 ingesteld en eiser had hiertegen beroep aangetekend, waarbij hij ook schadevergoeding had verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 18 juni 2024 gesloten zonder zitting te houden. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in het verkrijgen van een laissez-passer (lp) van de Tunesische autoriteiten, wat volgens hem leidde tot een gebrek aan zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbrak. De rechtbank stelde vast dat verweerder voldoende voortvarend handelde, aangezien er meerdere rappels waren verstuurd naar de Tunesische autoriteiten en er vertrekgesprekken met eiser waren gevoerd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.