ECLI:NL:RBDHA:2024:14046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
10642209/EL23-6
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2024, staat de onrechtmatige daad van Dexia Nederland B.V. centraal in het kader van een effectenleaseovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, waarbij hij als lessee was vermeld. De eiser heeft een bedrag van € 18.514,36 aan maandtermijnen aan Dexia betaald, maar heeft geen dividenden ontvangen en slechts een beperkt fiscaal voordeel genoten. De eiser heeft de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen op basis van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en misleidende reclame.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een causaal verband tussen de schade van de eiser en de onrechtmatige daad van Dexia. De vorderingen van de eiser zijn toegewezen, inclusief de verklaring dat de restschuld niet verschuldigd is en de veroordeling van Dexia tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van Dexia in reconventie afgewezen, waarbij Dexia had gevorderd dat de eiser een bedrag van € 514,25 aan haar zou betalen. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, die inhoudelijk gelijk kreeg in deze procedure. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de aansprakelijkheid van Dexia in het kader van effectenleaseovereenkomsten, waarbij de bescherming van consumenten tegen onrechtmatige praktijken van financiële instellingen wordt benadrukt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 10642209 EL 23-6
Vonnis van de kantonrechter van 15 augustus 2024
in de zaak van
[eisende partij in conventie] ,
wonende [woonplaats]
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eisende partij in conventie] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eisende partij in conventie] van 24 juli 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv. tevens conclusie van repliek in conventie en van) antwoord in reconventie;
  • conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eisende partij in conventie] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
13-01-2000
AEX Plus Effect met Maandbetaling
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
08-05-2006
- € 1.542,76
Nee
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisende partij in conventie] op grond van de overeenkomst - al dan niet bij wijze van vooruitbetaling - in totaal een bedrag van € 18.514,36 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisende partij in conventie] geen bedrag aan dividenden ontvangen en € 1.338,20 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eisende partij in conventie] , Leaseproces, heeft bij brief van 1 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eisende partij in conventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eisende partij in conventie] te verstrekken;
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisende partij in conventie] en/of toerekenbaar is tekort geschoten;
 voor recht zal verklaren dat [eisende partij in conventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden;
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisende partij in conventie] van al datgene dat [eisende partij in conventie] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
 voor recht zal verklaren dat [eisende partij in conventie] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisende partij in conventie] , met rente;
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 [eisende partij in conventie] zal veroordelen om aan Dexia te betalen de som van € 514,25, vermeerderd met wettelijke rente;
 voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer aan [eisende partij in conventie] verschuldigd is;
 [eisende partij in conventie] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisende partij in conventie] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisende partij in conventie] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisende partij in conventie] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisende partij in conventie] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [tussenpersoon] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens - naar Dexia wist of behoorde te weten - als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisende partij in conventie] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisende partij in conventie] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisende partij in conventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eisende partij in conventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd - in elk geval sinds de opt-out door [eisende partij in conventie] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eisende partij in conventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisende partij in conventie] heeft naar aanleiding van aanbevelingen van zijn vrienden contact opgenomen met [tussenpersoon] . Vervolgens is er een afspraak gemaakt met een financieel adviseur van [tussenpersoon] (hierna te noemen: de adviseur) voor een adviesgesprek bij [eisende partij in conventie] thuis. Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en financiële wensen van [eisende partij in conventie] . Daarbij kwam het dienstverband, inkomen en de woonsituatie van [eisende partij in conventie] ter sprake. Verder is gesproken over de financiële ruimte die [eisende partij in conventie] had. Met de adviseur is een plaatje gemaakt van de inkomsten en uitgaven van [eisende partij in conventie] om de financiële ruimte in kaart te brengen. [eisende partij in conventie] heeft met de adviseur gesproken over de wens om vermogen op te bouwen voor zijn pensioen, omdat [eisende partij in conventie] eerder wilde stoppen met werken. De adviseur gaf aan dat hij hier een geschikt product voor had en adviseerde om een AEX Plus Effect product af te sluiten. De adviseur adviseerde aan de hand van de financiële ruimte van [eisende partij in conventie] om een AEX Plus Effect overeenkomst met een maandelijkse inleg van ƒ 600,00 af te sluiten. De adviseur heeft [eisende partij in conventie] rekenvoorbeelden laten zien met daarop enkel positieve koersontwikkelingen. [eisende partij in conventie] heeft deze rekenvoorbeelden niet in bezit en kan ze derhalve niet overleggen. De adviseur heeft het aanvraagformulier ingevuld en tijdens het adviesgesprek laten ondertekenen door [eisende partij in conventie] . De adviseur heeft het aanvraagformulier aan Bank Labouchere toegezonden. Vervolgens heeft [eisende partij in conventie] per post de overeenkomst ontvangen. [eisende partij in conventie] heeft de overeenkomst ondertekend en retour gestuurd aan de adviseur. De ondertekende overeenkomst is door de adviseur aan Bank Labouchere toegezonden. [eisende partij in conventie] had geen ervaring met beleggen en kennis van complexe financiële producten. [eisende partij in conventie] vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. [eisende partij in conventie] heeft een AEX Plus Effect afgesloten met een maandbedrag van ƒ 600,00. De adviseur heeft [eisende partij in conventie] niet gewezen op de specifieke risico’s van de overeenkomst. Zo heeft hij er niet op gewezen dat enkel de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eisende partij in conventie] had geweten van deze risico’s, dan had hij de overeenkomst niet afgesloten.
4.8.
[eisende partij in conventie] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, onder meer gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect met Maandbetaling van 13 januari 2000 op naam van [eisende partij in conventie] met contractnummer [contractnummer] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] - [tussenpersoon];
- een screenshot van de website van [tussenpersoon] , waar op haar voorpagina te lezen is:
“ [tussenpersoon] is gespecialiseerd in het adviseren van goed renderende financiële producten die naadloos aansluiten bij uw persoonlijke situatie en wensen.”
en onder het kopje “Het Adviesgesprek” onder meer te lezen is:
“Een gesprek met een adviseur van [tussenpersoon] gaat niet zozeer over geld als wel over u. Want wat hij namelijk beoogd (…) is op een verhelderende manier uw positie op financiële schaal in te tekenen.”
(…)
“Neem bijvoorbeeld het pensioen, uw pensioen. (…) In het gesprek zal onze adviseur u laten zien dat er vandaag de dag meer en veel profijtelijker wegen zijn die naar Rome Leiden.”
middels het advies van de adviseur kan, volgens de tekst op de website,
“strikt een
individuele oplossing worden gevonden die recht doet aan uw persoonlijke situatie.”
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisende partij in conventie] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eisende partij in conventie] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisende partij in conventie] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eisende partij in conventie] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eisende partij in conventie] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eisende partij in conventie] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisende partij in conventie] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eisende partij in conventie] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eisende partij in conventie] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisende partij in conventie] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisende partij in conventie] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eisende partij in conventie] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisende partij in conventie] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
de vorderingen van [eisende partij in conventie]4.12. De door [eisende partij in conventie] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij in conventie] heeft gehandeld door [eisende partij in conventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisende partij in conventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eisende partij in conventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eisende partij in conventie] geleden schade kunnen partijen inmiddels
berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomst. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisende partij in conventie] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590).
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisende partij in conventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eisende partij in conventie]
4.15.
vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eisende partij in conventie] in het gelijk zal worden gesteld. [eisende partij in conventie] heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
de vorderingen in reconventie van Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Omdat [eisende partij in conventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eisende partij in conventie] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eisende partij in conventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 892,14.
4.18.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de proceskosten;
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij in conventie] heeft gehandeld door [eisende partij in conventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisende partij in conventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eisende partij in conventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat;
5.4.
verklaart voor recht dat [eisende partij in conventie] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [eisende partij in conventie] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.;
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 892,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen;
5.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af;
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisende partij in conventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: JS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.