ECLI:NL:RBDHA:2024:13720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
24_4840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake inzage persoonsgegevens op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Op 8 mei 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van procureurs-generalen van het Openbaar Ministerie op hun verzoek van 23 januari 2024 om inzage in hun eigen persoonsgegevens, zoals geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Verweerder heeft op 3 juni 2024 een verzoek ontvangen om gedingstukken en een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 17 juni 2024 heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder op het verzoek diende te beslissen, is verstreken. Eisers hebben verweerder op 6 april 2024 in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld. Er is niet gebleken dat verweerder alsnog op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk gegrond verklaard.

Verweerder is verplicht een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- te betalen en moet binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit nemen op het verzoek van eisers. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2024 in de zaak tussen

[eiser 1], [eiser 2] en [eiseres], te [woonplaats], eisers,

en

het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 8 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het verzoek van 23 januari 2024 betreffende inzage in de eigen persoonsgegevens op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
Verweerder is bij brief van 3 juni 2024 verzocht gedingstukken en een verweerschrift in te dienen. Hier heeft verweerder bij brief van 17 juni 2024 op gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Vast staat dat de termijn waarbinnen op het verzoek diende te worden beslist, is verstreken. Eisers hebben verweerder bij brief van 6 april 2024 in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Verweerder is een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1442,- verschuldigd. [3]
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eisers, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. [4]
7. Verweerder moet een rechterlijke dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt [5] . Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het verzoek;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 4:17, derde lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.