ECLI:NL:RBDHA:2023:16719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/09/654890/KG RK 23-1278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in procedures inzake privacyverzoeken en vermeende vooringenomenheid

Op 11 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van twee verzoekers. Het verzoek was gericht tegen de rechters die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van hun verzoeken om inzage, wijziging en verwijdering van strafvorderlijke gegevens in verschillende zaken. De verzoekers stelden dat de rechtbank Den Haag al jaren vooringenomen is in alle procedures rond hun gezin, wat zou voortkomen uit een vastgestelde complottheorie. Ze voerden aan dat de rechtbank hen al meer dan zestien maanden niet had geantwoord op hun verzoeken, wat volgens hen een schending van hun recht op een eerlijke behandeling was.

De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers niet voldoende hadden onderbouwd welke specifieke rechters zij precies wilden wraken en op welke feiten en omstandigheden hun verzoek was gebaseerd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van feiten die de persoon van de rechter betreffen. Aangezien de verzoekers niet konden aantonen dat de rechters vooringenomen waren, verklaarde de wrakingskamer het verzoek kennelijk ongegrond. Voor zover het verzoek zich richtte tegen andere personen dan de rechters, was er volgens de wet geen sprake van een geldig wrakingsverzoek, waardoor de verzoekers in dat opzicht niet-ontvankelijk werden verklaard.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/99
zaak- /rekestnummer: C/09/654890 / KG RK 23-1278
Beslissing van 11 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekers] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voorwaardelijk wrakingsverzoek van 3 september 2023;
- het aangepaste voorwaardelijke wrakingsverzoek van 8 september 2023;
- de brief van team bestuursrecht 2 van de rechtbank Den Haag aan verzoekers van 29 september 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 oktober 2023.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over de dossiers in de hoofdzaken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de personen verantwoordelijk voor de behandeling van de verzoeken om inzage, wijziging en verwijdering van strafvorderlijke gegevens in de zaken met nummers SGR 22/3247 en SGR 22/3371 tussen verzoekers en Politiechef Eenheid Den Haag; afdeling Wpg t.a.v. de privacyfunctionaris en in de zaak met nummer SGR 23/3551 tussen verzoekers en de Minister van Veiligheid en Justitie; het College van procureurs-generaal; het hoofd Bestuurlijke en Juridische zaken.
2.2.
Het wrakingsverzoek van 2 oktober 2023 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“In de brief van vrijdagmiddag 29 september 2023 weigert de rechtbank Den Haag de procedures SGR 22/3247 en 3371WPG en SGR 23/3551 WJSG te verwijzen naar de rechtbank Noord-Holland “aangezien zij zich niet herkent in de door u geuite verwijten
.” De rechtbank wijst daarmeeverzoek Iuit het processtuk van 8 september 2023 af. Wij constateren dat de afwijzing niet is gemotiveerd, althans zonder begrijpelijke inhoudelijke analyse van de genoemde gronden voor verwijzing.
Bovendien weigert de rechtbank Den Haag duidelijkheid te verschaffen over de gronden voor verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland in een procedure die betrekking had op hetzelfde feitencomplex, conformverzoek II. Indien de rechtbank Den Haag in die procedure de schijn van vooringenomenheid wilde voorkomen door verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland, dan is een gerechtvaardigde vraag waarom deze schijn niet van toepassing is op de Wpg/Wjsg/AVG verzoeken met betrekking tot ditzelfde feitencomplex. Deze jurisprudentie dien publiek te zijn.
Het afwijzen vanverzoek IIwerd weliswaar wél gemotiveerd, maar met de onbegrijpelijke stelling dat het publiceren van gerechtelijke uitspraken onderhavig zou zijn aan een soort willekeur waarbij iedere afdeling eigen beleid zou voeren. Dat is niet waar. Voor het publiceren van uitspraken gelden objectieve selectiecriteria (…). Daaruit volgt dat de twee civiele uitspraken al jaren online moesten staan. De overige uitspraken zijn immers ook gepubliceerd (…). Dan geldt volgens artikel 4 lid 2b dat ook de uitspraken van 13 mei en 8 juli2015gepubliceerd hadden moeten zijn. Ook de suggestie dat de afdeling bestuursrecht geen verzoek zou kunnen indienen bij de afdeling communicatie van de rechtbank Den Haag wordt niet voorzien van een verwijzing naar een wet of procedure waaruit blijkt dat dit zo zou zijn. De bewering is niet begrijpelijk.
Dit verzinnen van een bezwaar past net als het verzinnen van een reactietermijn van 8 weken, terwijl de reactietermijn volgens de wet 6 weken is, in het jarenlange patroon van treiteren en traineren. Het opzettelijk negeren van verzoeken is ook zo’n concrete en feitelijke observatie waarmee wij het verwijt treiteren en traineren motiveren. Ook in brief van 29 september 2023 doet de rechtbank Den Haag net alsofverzoek III(het voorwaardelijk wrakingsverzoek) niet bestaat. Dat is zielig gedrag.
Wij verwijzen naar ons voorwaardelijk Wrakingsverzoek van 3 en 8 september 2023 en wraken de personen verantwoordelijk voor de behandeling van onze verzoeken om inzage, wijziging en verwijdering van strafvorderlijke gegevens Wij gaan er vanuit dat de Wrakingskamer toegang heeft tot het dossier van de proceduresSGR 22/3247 & 3371 WPG en SGR 23/3551 WJSG. Zo niet, dan horen we dat graag. Ook ontvangen we graag een ontvangstbevestiging van dit Wrakingsverzoek.
(…)
Grondslag Wrakingsverzoek
(1) De rechtbank Den Haag toont zich al jaren vooringenomen in alle procedures rond ons gezin. Deze vooringenomenheid is het gevolg van de vastgestelde complottheorie dat er rond ons gezin sprake zou zijn van een pedofiel netwerk. Voor enkele observaties die wijzen op de invloed van deze complottheorie verwijzen wij naar rns. 30 t/m 47 van de brief van 3 september 2023 die wij hier als ingelast en herhaald beschouwen. Wilt u een langere lijst en meer bewijs? Vraag het ons.
  • De rechtbank Den Haag traineert de behandeling van onze Wpg/Wsjg/AVG inzageverzoeken.
  • a. Wij verzochten sinds 26 mei 2022 meermaals gezamenlijke behandeling van onze inzageverzoeken bij de Politie en het OM vanwege de samenhang. Een objectieve beoordelaar stelt vast dat ons verzoek met kennelijke opzet (gniffelend genoegen?) wordt doodgezwegen. Dit gedrag noemt met traineren of treiteren.
  • b. Het manipuleren van een wettelijke termijn van zes weken tot een termijn van acht weken (brief van 3 september 2023) wijst op het actief zoeken naar manieren om ons inzagerecht te frustreren en deze Wpg/Wjsg/AVG procedures te vertragen.
  • Het is ons bekend dat gerechtelijke uitspraken w.o. ook de regiebeslissingen geen grond kunnen vormen voor wraking. Ons gesloten stelsel van rechtsmiddelen maakt dat uw Wrakingskamer streng moet toezien op oneigenlijk gebruik van de wrakingsprocedure. Wij zijn van mening dat in de huidige praktijk te ruimhartig gebruik wordt gemaakt van het ongegrond of niet ontvankelijk verklaren van een verzoek tot wraking met de stelling dat er sprake zou zijn van een gerechtelijke (regie)beslissing.
Wij stellen dat meer dan zestien maanden niet willen reageren op een verzoek tot gevoegde behandeling van onze Wpg/Wjsg/AVG verzoeken aan de politie en het OM geen daadwerkelijke ‘beslissing’ is die om die reden niet als grondslag voor wraking mag worden aangevoerd. Er staat immers ook geen rechtsmiddel open tegen deze wijze van traineren. Het is eigenlijk gedrag en geen regiebeslissing. Het is het nalaten van het voeren van een fatsoenlijke procesregie en kan om die reden volgens ons wél gebruikt worden om de schijn van vooringenomenheid te motiveren in een wrakingsprocedure. Alles wat een rechter doet heeft verbinding met rechtspreken en de Wrakings-kamer zou er ook voor moeten waken dat de wrakingsprocedure geen inhoudsloze rituele dans wordt waarin evidente schijn van vooringenomenheid gemakkelijk wordt weggewuifd met de stelling dat de observaties als gerechtelijk besluit zouden moeten gelden.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
De wrakingskamer begrijpt uit het verzoek dat verzoekers alle personen wraken die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van hun verzoeken om inzage, wijziging en verwijdering van strafvorderlijke gegevens.
3.3
Uit artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijkt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Naar het oordeel van de wrakingskamer hebben verzoekers niet concreet uiteen gezet welke rechter in welke zaak zij wraken en welke feiten en omstandigheden zij aan die wraking ten grondslag leggen. Dat de rechtbank Den Haag zich al jaren vooringenomen zou tonen in alle procedures rond verzoekers levert geen grond voor wraking op als niet is gemotiveerd waarom de
desbetreffenderechter(s) vooringenomen zou(den) zijn. De wrakingskamer acht het verzoek daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
3.4
Voor zover het wrakingsverzoek zich ook richt tegen andere personen dan de persoon van de rechter, is, gelet op het bepaalde in artikel 8:15 Awb, geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en zijn verzoekers in zoverre niet-ontvankelijk.
3.5
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het zich richt tegen andere personen dan de persoon van de rechter;
4.2.
wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
4.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, Awb wordt toegezonden aan:
• verzoekers;
• de wederpartij in de hoofdzaken;
• de voorzitter van de team bestuursrecht 2 van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, R. Cats en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.