ECLI:NL:RBDHA:2024:13329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake asielaanvraag en overdracht aan Kroatië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit leidde tot een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag niet in behandeling nam. De verzoeker heeft op 17 juni 2024 de gronden van zijn beroep en verzoek ingediend, waarna de minister op 19 augustus 2024 een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld.

De voorzieningenrechter heeft besloten om het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Dit besluit is genomen op basis van de spoedeisendheid van de situatie, aangezien de minister had aangegeven de verzoeker op 13 september 2024 te willen overdragen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er vragen waren over de opvangvoorzieningen in Kroatië, die relevant zijn voor de beoordeling van het beroep van de verzoeker. De minister had ter zitting aangegeven dat hij nog geen concrete antwoorden had op deze vragen, wat de noodzaak voor de voorlopige voorziening versterkte.

De voorzieningenrechter heeft de minister bovendien veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 1.750,00. De uitspraak is gedaan door mr. M. van 't Klooster, in aanwezigheid van griffier H.J. Renders, en is bekendgemaakt op 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23789
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.
(gemachtigde: mr. L. Hartog).

Zitting hebben:

- mr. M. van ’t Klooster;
- H.J. Renders

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL24.23788). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 17 juni 2024 heeft verzoeker de gronden van het beroep en het verzoek ingediend. De minister heeft op 19 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL24.23788, op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Ahmed. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Aansluitend aan de behandeling ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,00.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan, indien het bestreden besluit in naar voorlopig oordeel geen stand zal kunnen houden, terwijl tevens voldoende spoedeisend belang aanwezig is. Bij twijfel omtrent de rechtmatigheid van het in geding zijnde besluit zal dienen te worden bezien of na afweging van de betrokken belangen grond bestaat voor het treffen van een voorziening. Daarbij dient het belang van de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewogen tegen het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
3. Uit het bestreden besluit volgt dat verzoeker de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten en voorts heeft de minister ter zitting medegedeeld dat hij verzoeker op 13 september 2024 wil overdragen aan Kroatië. Verzoeker heeft derhalve een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
4. Zoals de voorzieningenrechter partijen ter zitting heeft voorgehouden zal de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2024 een zaak op zitting behandelen (nr. 202404639/1/V3) over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië. In de aanloop naar die zitting heeft de Afdeling aan de minister vragen gesteld over de opvangvoorzieningen in Kroatië. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de antwoorden op die vragen ook van belang voor de beoordeling van het beroep van eiser, mede ook gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 februari 2024, X tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, C-392/22 (ECLI:EU:C:2024:195) en de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:4267). Desgevraagd heeft de minister ter zitting aangegeven dat hij nog geen concrete antwoorden heeft op de door de Afdeling gestelde vragen. Het onderzoek in de beroepszaak van eiser kan daarom nog niet worden afgerond en daarom zal de beroepszaak van eiser door de rechtbank worden aangehouden.
5. Gelet hierop en omdat op voorhand niet worden geoordeeld dat het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Daarbij heeft de voorzieningenrechter aan verzoekers belang om de beslissing op zijn beroep hier te lande te mogen afwachten zwaarder gewicht toegekend dan aan het belang van verweerder om reeds nu uitvoering te geven aan het bestreden besluit. Door toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening wordt de overdrachtstermijn gestuit.
6. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding om de minister te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op in totaal € 1.750,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
7. De voorzieningenrechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van 't Klooster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H.J. Renders, griffier.
Het proces-verbaal is ondertekend en bekendgemaakt op: 20 augustus 2024