ECLI:NL:RBDHA:2024:20177
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-overdracht naar Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn asielaanvraag op basis van de Dublin-verordening.
De rechtbank overweegt dat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd dat er in Kroatië onvoldoende opvang is voor Dublinclaimanten en dat de opvangomstandigheden ontoereikend zijn. Hij verwijst naar rapporten van het Border Violence Monitoring Network en het Centre for Peace Studies, evenals naar een recente AIDA-update. Eiser betoogt dat er een reëel risico op pushbacks bestaat en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de asielprocedure in Kroatië ernstige tekortkomingen vertoont die een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zouden kunnen opleveren.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.