ECLI:NL:RBDHA:2024:11379
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 20 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar deze aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij internationale bescherming genoot in Bulgarije. Eiser heeft op 29 april 2024 zijn verblijfsrecht in Bulgarije laten intrekken, waardoor de Dublinverordening nu wel van toepassing is. De rechtbank overweegt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, ondanks de zorgen van eiser over de asiel- en opvangprocedure in Bulgarije. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht in Bulgarije in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser een nieuwe aanvraag om internationale bescherming kan doen in Bulgarije.