In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen de beëindiging van de bemiddeling door de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 behandeld, waarbij eisers bijgestaan werden door een tolk en hun gemachtigde. De zaak werd aangehouden om de gemachtigde van de minister de gelegenheid te geven om nadere stukken van DT&V in te brengen. Op 14 juni 2024 vond een verdere behandeling plaats. Eisers vroegen om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen.
Eisers hebben eerder twee asielprocedures doorlopen zonder vergunningverlening en hebben op 4 maart 2022 tijdelijk bescherming gekregen. Dit recht op bescherming werd op 18 november 2022 ingetrokken, waarna zij bemiddeling door DT&V hebben verzocht. DT&V beëindigde de bemiddeling op 20 september 2023, omdat eisers niet wilden terugkeren naar Oekraïne. Eisers maakten bezwaar tegen deze beëindiging, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de beëindiging geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beëindiging van de bemiddeling is geen publiekrechtelijke rechtshandeling en er is geen andere adequate rechtsgang beschikbaar. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar veroordeelt de minister wel in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.187,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen.