ECLI:NL:RBDHA:2023:9791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 17 januari 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De staatssecretaris had eerder een terugnameverzoek gedaan bij de Bulgaarse autoriteiten, die dit verzoek op 22 maart 2023 accepteerden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13354

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Eliya),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 2 mei 2023 (het bestreden besluit), waarin de staatssecretaris eisers asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
2. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.1.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep, samen met zaak NL23.13355, op 5 juni 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Vervolgens is het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser heeft op 17 januari 2023 in Nederland asiel aangevraagd.
4. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen omdat Bulgarije op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [1] . Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiser op 19 december 2022 een asielaanvraag heeft gedaan in Bulgarije. De staatssecretaris heeft daarom een terugnameverzoek gedaan bij de Bulgaarse autoriteiten. De Bulgaarse autoriteiten hebben het terugnameverzoek op 22 maart 2023 geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b van de Dublinverordening.
5. De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Bulgarije kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft volgens de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] . De staatssecretaris heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Dublinclaimant in Bulgarije te maken zal krijgen met pushbacks.
6. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris voorts verwezen naar zijn beantwoording van de vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in een andere zaak heeft gesteld over de situatie van teruggekeerde Dublinclaimanten in Bulgarije [4] .

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Aanvullend horen
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem conform zijn uitdrukkelijke verzoek in de zienswijze aanvullend had moeten horen. Eiser heeft in eerste instantie niet voldoende kunnen verklaren over de redenen waarom hij niet naar Bulgarije kan terugkeren. Eiser vindt dat de staatssecretaris de persoonlijke situatie van eiser beter had moeten onderzoeken, nu eiser in de zienswijze voldoende nieuwe elementen en bevindingen heeft ingebracht.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om eiser aanvullend te horen. Niet is gebleken dat eiser tijdens het gehoor niet in staat was om voldoende te verklaren, dan wel dat hij hiertoe niet voldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld. Voorts heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat eiser in de correcties en aanvullingen, noch in de zienswijze nieuwe feiten of omstandigheden over zijn situatie naar voren heeft gebracht die aanleiding hadden moeten zijn om hem aanvullend te horen.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
11. Eiser vindt dat de staatssecretaris zijn asielverzoek inhoudelijk moet behandelen, omdat ten aanzien van Bulgarije niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Eiser stelt dat hij na aankomst in Bulgarije vijftien dagen onder zeer slechte omstandigheden in detentie heeft gezeten. Hij is onder dreiging van terugzending naar Syrië gedwongen om -zonder aanwezigheid van een tolk- een document te tekenen. Dit bleek later een asielaanvraag te zijn. Eiser stelt vervolgens te zijn overgeplaatst naar een opvangcentrum, waar het volgens hem erg vies was en niet geschikt om te slapen. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt voorts naar het AIDA-rapport Bulgarije (update 2021) van februari 2022 en (update 2022) van maart 2023. Daaruit blijkt volgens eiser dat in Bulgarije op grote schaal pushbacks plaatsvinden en dat Bulgarije de internationale verplichtingen op het gebied van de asielprocedure, rechtsbijstand en opvang niet zou nakomen. Eiser verwijst tot slot naar uitspraken van diverse zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag, die tot het oordeel zijn gekomen dat ten aanzien van Bulgarije niet (zonder meer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan [5] .
Beoordelingskader
11.1.
De rechtbank beoordeelt de situatie van eiser als Dublinclaimant bij terugkeer naar Bulgarije. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
11.2.
Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is opgezet in een context waarin mag worden aangenomen dat alle staten die aan dit stelsel deelnemen de grondrechten eerbiedigen, daaronder begrepen de rechten die het Vluchtelingenverdrag en het EVRM als grondslag hebben, en dat er in dit opzicht wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten kan bestaan. De Uniewetgever heeft juist wegens dat beginsel van wederzijds vertrouwen de Dublin III-verordening vastgesteld. [6]
11.3.
Als een lidstaat heeft ingestemd met de overname van een asielzoeker, kan deze asielzoeker slechts tegen de keuze van dit criterium opkomen met een beroep op het bestaan van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in die lidstaat die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat die asielzoeker een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest. [7]
11.4.
Het gaat daarbij om fundamentele tekortkomingen. [8] Tekortkomingen vallen alleen onder artikel 4 van het Handvest wanneer die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, wat afhangt van alle gegevens van de zaak. Deze bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid is bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van een lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. [9] Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is het aan een vreemdeling om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat niet van dat vermoeden mag worden uitgegaan [10] .
Pushbacks en toegang tot de asielprocedure
12. Partijen verschillen van mening over de vraag of de door AIDA genoemde pushbacks van belang zijn voor de overdracht van Dublinclaimanten aan Bulgarije.
12.1.
De behandeling van vreemdelingen aan de buitengrens van de Europese Unie ligt thans niet ter beoordeling voor, ter beoordeling ligt voor of eiser na overdracht aan Bulgarije op grond van de Dublinverordening een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. [11] Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant bij terugkeer naar Bulgarije het risico loopt om slachtoffer te worden van pushbacks zonder dat hij een asielprocedure heeft doorlopen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris er in het bestreden besluit allereerst terecht op gewezen dat eiser in het kader van de Dublinverordening gereguleerd en met toestemming van de Bulgaarse autoriteiten zal worden overgedragen aan Bulgarije. Hij hoeft daarom niet illegaal de Bulgaarse EU-buitengrens te passeren. Uit de stukken die eiser heeft overgelegd, blijkt voorts niet dat Dublinclaimanten na terugkeer naar Bulgarije te maken hebben gekregen met pushbacks. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ook ter zitting niet concreet kunnen aangeven uit welke specifieke informatie of welke passage uit het AIDA-rapport dit zou blijken. De rechtbank leest evenmin in de door eiser overgelegde informatie dat (expliciet) melding wordt gemaakt van pushbacks van Dublinclaimanten.
12.2.
Eisers verklaring dat hij in het detentiecentrum Syrische Dublinclaimanten zou hebben gesproken die door de Bulgaarse autoriteiten zouden worden uitgezet, leidt evenmin tot de conclusie dat sprake is van concrete aanknopingspunten dat eiser als Dublinclaimant het risico loopt om zonder het doorlopen van een asielprocedure te worden uitgezet naar Turkije of Syrië. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het AIDA-rapport (update 2022) namelijk dat juist sprake is van concrete aanknopingspunten dat Dublinclaimanten in Bulgarije worden toegelaten tot de Bulgaarse asielprocedure [12] . De rechtbank acht hierbij voor eisers situatie voorts van belang dat de Bulgaarse autoriteiten middels het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. De staatssecretaris heeft er daarbij op kunnen wijzen dat de Bulgaarse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening, waardoor ervan uitgegaan kan worden dat eisers asielaanvraag in Bulgarije nog in behandeling is. Uit het AIDA-rapport blijkt bovendien dat Syriërs in Bulgarije een goede kans hebben om een verblijfsvergunning te krijgen en dat asielaanvragen slechts in 1% van de gevallen zijn afgewezen. Ook op die grond is niet aannemelijk dat eiser zonder behandeling van zijn asielverzoek zal worden teruggestuurd naar Syrië.
De kwaliteit van de asielprocedure: rechtsbijstand
13. Eiser voert aan dat de mogelijkheid om rechtsbijstand te verkrijgen tijdens de asielprocedure niet voldoet aan de vereisten van de Procedurerichtlijn. Uit het AIDA-rapport blijkt voorts dat pas nadat beroep is ingesteld in rechtsbijstand wordt voorzien.
13.1.
In een uitspraak van 4 april 2017 [13] heeft de Afdeling geoordeeld dat op het gebied van rechtsbijstand tijdens de asielprocedure geen sprake is van een fundamentele systeemfout. De Afdeling heeft daarbij van belang geacht dat uit de overgelegde stukken, waaronder het AIDA-rapport van 2015, blijkt dat in het merendeel van de gevallen de asielzoeker voorafgaand aan de asielprocedure wordt geïnformeerd over de procedure en zijn rechten en plichten. Daarnaast kan op verzoek door de rechtbank rechtsbijstand worden toegekend en wordt deze in beginsel door de Bulgaarse autoriteiten vergoed. De Bulgaarse overheidsinstelling voor vluchtelingen verschaft informatie over rechtsbijstand bij een afwijzend besluit. Hoewel rechtsbijstand tijdens de bestuurlijke fase een probleem blijft, blijkt uit de stukken dat NGO's asielzoekers in die fase kunnen bijstaan.
13.2.
In de in deze procedure overgelegde brief van 24 maart 2023 is door verweerder verwezen naar informatie op de website van de UNHCR. Hier zijn onder het kopje “free legal assistence and advice” contactgegevens geplaatst van de Bulgarian Helsinki Committee, National Legal Aid Bureau, Center for Legal Aid-Voice in Bulgaria Foundation en Foundation Access to Rights. Verder blijkt uit het door verweerder bij brief van 24 maart 2023 (in noot 23) genoemde jaarverslag van het Bulgarian Helsinki Committee (Annual Report on Status Determination Procedure in Bulgaria, 31 januari 2023) dat rechtsbijstand ook daadwerkelijk is verleend. Zo is een onderzoek naar 50 rechtszaken beschreven en is op pagina 25 vermeld dat in 84% van de zaken bijstand is verleend.
13.3.
De rechtbank stelt verder vast dat de informatie in het AIDA-rapport van maart 2023 op dit punt overeenkomt met de informatie in het rapport van 2015 [14] . De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op dit punt tot een ander oordeel te komen.
Opvangvoorzieningen
14. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de capaciteit en kwaliteit van de opvangvoorzieningen in Bulgarije onvoldoende is, waardoor Bulgarije de internationale verplichtingen ten aanzien van opvang niet nakomt. Eiser loopt het risico dat hij bij terugkeer geen opvangplek zal krijgen. Het opvangcentrum waar eiser heeft verbleven, was erg vies. De kamers waren volgens eiser bovendien niet geschikt om te slapen, omdat er geen matrassen op de bedden lagen.
14.1.
De rechtbank stelt vast dat het AIDA-rapport van maart 2023 het volgende vermeldt met betrekking tot de opvang van asielzoekers in Bulgarije:
“Regardless, the increase by 85% of asylum seekers registered in the country compared to 2021, further worsened the situation relating to reception capacity, also since SAR’s 2022 budget for accommodation, food, medical and other key assistance has been calculated based on a forecast of up to 10,000 new individuals to be hosted in reception centres, while the real number of newly arrived asylum seekers during the year was double the expected figure. (…) The main reason for this high rate is to be found in the low recognition rates that Afghan nationals received in the country over the last decade, which discouraged them from remaining in Bulgaria. This discriminatory approach however began to diminish in 2022 (see Differential treatment of specific nationalities in the procedure), and might motivate more Afghan applicants to remain until their first instance decisions are issued. While this is to be regarded as a positive development, it could further aggravate the situation of reception centres in the country, given the reduced national reception capacity.” [15]
“Temporary protection holders were not accommodated in SAR reception centres; due to the large number of arrivals, their accommodation was secured outside them, under a Humanitarian Aid Program adopted in March by the regular government (…).” [16]
“However it does not secure their access to state provided food and accommodation in reception centres as these are guaranteed only to vulnerable applicants. For any other Dublin returnees, who are not considered vulnerable, food and accommodation is contingent to the limited national reception capacity and availability. If there is no available place for accommodation in reception centres of the asylum agency SAR, Dublin returnees will have to secure accommodation and nutrition at their own expenses. In 2022, SAR reported a severe lack of capacity to accommodate in its reception centres any other Dublin returnees that were not identified as vulnerable, both due to the constantly increasing new arrivals (55% in 2022; 205% in 2021), and due to the reduced reception capacity, as in practice only 3,932 out of 5,160 official accommodation places were assessed as fit for living” [17]
“The law does not limit the length of asylum seekers’ stay in a reception centre. Asylum seekers can remain in reception centres pending the appeal procedure against a negative decision. In December 2022, the SAR reported to have its reception occupancy at 61%, i.e. 2,412 occupants out of 3,932 available places, 391 compared to 2,447 occupants at the end of 2021; 1,032 occupants at the end of 2020, and 461 occupants at the end of 2019.” [18]
14.2.
De rechtbank leidt uit deze passages af dat de druk op de asielopvang in Bulgarije hoog is. In de passage op pagina 14 wordt allereerst uitgelegd wat de Bulgaarse autoriteiten doen om de druk op de opvang te verminderen. Uit de passage op pagina 79, alsmede het cijfermatig overzicht op pagina 75, blijkt voorts dat eind 2020, eind 2021 en eind 2022 steeds vrije opvangplaatsen aanwezig waren. Dit gold ook na het schrappen van plaatsen die niet (langer) geschikt werden geacht om te verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de overgelegde informatie daarom geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat voor hem als terugkerende Dublinclaimant geen opvang beschikbaar zou zijn of dat op dit punt sprake zou zijn van een fundamentele tekortkoming. Evenmin blijkt uit eisers verklaringen dat voor hem in Bulgarije eerder geen opvang beschikbaar was. Eiser heeft immers verklaard dat hij na het ondertekenen van zijn asielaanvraag vanuit het detentiecentrum is overgeplaatst naar een opvangcentrum.
14.3.
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een situatie waarin de onverschilligheid van de autoriteiten van Bulgarije ertoe leidt dat eiser buiten zijn eigen wil en keuzes om, terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, waardoor hij niet zal kunnen voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften. Hoewel in het AIDA-rapport van maart 2023 is vermeld dat de omstandigheden in bepaalde opvangcentra “below or at the level of the foreseen minimum standards” zijn [19] , heeft eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat de kwaliteit van de opvangvoorzieningen in Bulgarije van dusdanig niveau is dat de voornoemde hoge drempel van zwaarwegendheid wordt bereikt. Eiser heeft op zitting filmpjes getoond die volgens hem zijn gemaakt in de opvangvoorziening waar hij heeft gebleven. Dat op de getoonde filmpjes in één van de drie kamers bedden zonder opgemaakte matrassen waren te zien is -zonder de context te kennen- onvoldoende voor een ander oordeel. De rechtbank acht hierbij tevens van belang dat het op weg van eiser ligt om, als hij vindt dat Bulgarije ten aanzien van hem de internationale verplichtingen niet nakomt, daarover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk of volstrekt zinloos is. [20] Eiser is, in plaats van te klagen over de door hem gestelde tekortkomingen in de opvang, reeds na twee dagen uit het opvangcentrum vertrokken.
15. De staatssecretaris heeft gelet op het voorgaande kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Bulgarije ten aanzien van eiser de internationale verplichtingen nakomt.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, voorzitter, en mr. A.W. Wassink en mr. T.A. Oudenaarden, leden, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Brief van 24 maart 2023 in zaaknummers 202204655/1/V3, 202205945/1/V3, 202206794/1/V3 en 202206789/1/V3
5.Zittingsplaats Amsterdam, 10 oktober 2022, zaaknummers NL22.18504 en NL22.18505; Afdeling, 5 december 2022, zaaknummer 202206789/2/V3; zittingsplaats Haarlem, 29 juli 2022, zaaknummer NL22.12589; zittingsplaats Zwolle, 23 mei 2023, zaaknummer NL22.22251; zittingsplaats Arnhem, 2 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6550; zittingsplaats Zwolle, 26 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6503; rechtbank Den Haag, 26 april 2023, zaaknummer NL23.5673; zittingsplaats Arnhem, 13 april 2023, zaaknummer NL23.3985
6.Zie ook: de conclusie van de advocaat-generaal van 25 juli 2018 in de zaak Jawo, C-163/17, § 77
7.Hof van Justitie 10 december 2013 (Abdullahi, C-394/12)
8.Hof van Justitie 21 december 2011 (N.S., C-411/10)
9.Hof van Justitie 19 maart 2019 (Jawo, ECLI:EU:C:019:218, C-163/17)
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 (r.o. 4)
11.Zie ook: de uitspraak van de ABRvS van 19 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1563, r.o. 2.2.3 (Kroatië), de uitspraak van de ABRvS van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645, r.o. 8 (Roemenië), de uitspraak van de ABRvS van 8 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2645 (Slovenië) en de uitspraak van de ABRvS van 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1997 (Oostenrijk).
12.p. 45; zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 12 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:4860, r.o. 2.4.
14.Zie respectievelijk p. 39 en p. 35
15.p.14
16.p. 14
17.p. 45
18.p. 79
19.p. 76 en 77
20.Zie ook: de uitspraak van de ABRvS van 16 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2857, r.o. 7.2.