ECLI:NL:RBDHA:2023:9688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.2055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en 15c-situatie in Mali

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Mali, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom in de regio Timboektoe, waar eiser vandaan komt, geen 15c-situatie zou zijn. De staatssecretaris had enkel verwezen naar de veiligheidssituatie in andere regio's van Mali, zoals Mopti, Gao en Ménaka, zonder in te gaan op de specifieke situatie in Timboektoe. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat de veiligheidssituatie in Timboektoe zodanig is dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer van eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand, omdat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2055

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 17 januari 2023. In dat besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op een meervoudige zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
Heeft eiser procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep?
3. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 14 maart 2023 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing daarvan heeft de staatssecretaris een schermafdruk van zijn registratiesysteem (Indigo) overgelegd. De gemachtigde van eiser heeft in reactie hierop op 23 maart 2023 laten weten dat eiser wegens zijn werkzaamheden in [plaats] verblijft, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van het opvangcentrum waar eiser ingeschreven staat daarvan op de hoogte is en de gemachtigde nog steeds persoonlijk en telefonisch contact met eiser onderhoudt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. [1] Het bericht van de staatsecretaris dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, leidt daarom niet tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
Is er een 15c-situatie in Timboektoe in Mali?
Feiten en standpunt staatssecretaris
4. Eiser is afkomstig uit Mali. Hij heeft op verschillende plekken in Mali en ook in Gambia gewoond. Voorafgaand aan zijn vertrek uit Mali in 2012 heeft hij vijf maanden in Timboektoe gewoond. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij te vrezen heeft vanwege de algemene veiligheidssituatie in Mali, specifiek Timboektoe.
5. Het is volgens de staatssecretaris niet aannemelijk dat eiser op grond van de algemene situatie in Timboektoe bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De staatssecretaris heeft het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) onderzoek laten verrichten naar de veiligheidssituatie in Mali om te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn
(15c-situatie). Uit dat onderzoek komt naar voren dat die situatie zich voordoet in sommige delen van Mali – de regio’s Mopti, Gao en Ménaka –, maar niet in de regio Timboektoe. De brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 11 januari 2023, [2] waarin deze conclusie staat, heeft de staatssecretaris aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
Is het niet opstellen van een ambtsbericht onzorgvuldig?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij, gezien de duur van het conflict in Mali en de voortdurende slechte veiligheidssituatie, geen algemeen ambtsbericht door het ministerie van Buitenlandse zaken over dit land heeft laten opstellen. Door het standpunt over de 15c-situatie niet te baseren op een ambtsbericht, maar op onderzoek van TOELT, heeft de staatssecretaris volgens eiser onzorgvuldig gehandeld.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Er bestaat voor de staatssecretaris geen verplichting om ambtsberichten te laten opstellen en hij heeft voldoende gemotiveerd waarom hij dat in dit geval niet heeft gedaan. In de beslisnota van 28 november 2022 bij de brief van
11 januari 2023, die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, staat dat dit niet is gebeurd vanwege het beperkte aantal asielaanvragen van vreemdelingen uit Mali. Ook heeft de staatssecretaris in die beslisnota gewezen op de beschikbaarheid van voldoende betrouwbare en gezaghebbende bronnen over de veiligheidssituatie in Mali. Hierdoor ontbrak de noodzaak om, in aanvulling op het TOELT-onderzoek, een ambtsbericht te laten opstellen. Eiser heeft niet gesteld dat de beschikbare bronnen de staatssecretaris aanleiding hadden moeten geven voor dat nadere onderzoek. Daarom valt niet in te zien dat dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser zonder te beschikken over een ambtsbericht niet zorgvuldig kon beoordelen. [3]
Is het onderzoek van TOELT inzichtelijk en controleerbaar?
7. Eiser betoogt dat het niet transparant is dat het onderzoek van TOELT naar de veiligheidssituatie in Mali, waarnaar in het besluit is verwezen, niet openbaar is gemaakt. Op deze wijze is niet inzichtelijk en controleerbaar welke bronnen zijn gebruikt.
7.1.
De staatssecretaris heeft in zijn brief van 27 februari 2023 aangegeven dat in het bestreden besluit niet is verwezen naar een onderzoeks
rapportvan TOELT. In dat besluit is verwezen naar de brief van 11 januari 2023 en daarin is vermeld dat TOELT onderzoek heeft gedaan naar de veiligheidssituatie. Op zitting heeft de staatssecretaris nader toegelicht dat er geen TOELT-rapport bestaat en de onderzoeksresultaten van TOELT zijn opgenomen in de beslisnota, behorend bij die brief. De conclusies in de beslisnota zijn volgens de staatssecretaris controleerbaar, omdat de nota openbaar is gemaakt en de bevindingen in die nota zijn onderbouwd met bronnen.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiser in de veronderstelling verkeerde dat de bevindingen van TOELT in een onderzoeksrapport waren opgenomen. Het is namelijk niet ongebruikelijk dat TOELT landenrapporten opstelt en dergelijke rapporten worden openbaar gemaakt. [4]
Gelet op de hiervoor onder 7.1 weergegeven toelichting moet echter worden aangenomen dat er geen afzonderlijk TOELT-rapport over Mali bestaat en dat de bevindingen van TOELT zijn opgenomen in de beslisnota. Hoewel het voor de hand had gelegen dat de staatssecretaris deze verduidelijking eerder dan pas op zitting had gegeven, is met de weergave van de onderzoeksresultaten in de beslisnota inzichtelijk en verifieerbaar waarop de staatssecretaris zijn conclusies over de veiligheidssituatie in Mali baseert. In de beslisnota zijn namelijk diverse bronnen genoemd en eiser heeft van deze beslisnota kennis kunnen nemen, omdat die gelijktijdig met de brief van 11 januari 2023 openbaar is gemaakt op rijksoverheid.nl. Hoewel eiser mogelijk niet wist dat de in de beslisnota opgenomen informatie van TOELT afkomstig was, heeft hij daar dus wel op kunnen reageren.
Moet de staatssecretaris bij de beoordeling of zich een 15c-situatie voordoet individuele omstandigheden betrekken?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris bij de beoordeling of sprake is van een
15c-situatie ten onrechte geen rekening houdt met een ‘glijdende schaal’, waarin persoonlijke omstandigheden betrokken worden. Hiertoe verwijst hij naar de prejudiciële vragen van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2020 [5] en de aanvullende prejudiciële vragen van rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 22 februari 2022. [6]
8.1.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor aangegeven dat zijn asielaanvraag is gebaseerd op de algemene veiligheidssituatie in Timboektoe. Hij heeft in zijn asielrelaas geen persoonlijke en individuele omstandigheden naar voren gebracht die ertoe moeten leiden dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat hij in Timboektoe het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Voor zover eiser betoogt dat het risico om in een ontheemdenkamp te belanden een dergelijke individuele omstandigheid is, is van belang dat hij dit risico niet aannemelijk heeft gemaakt, zoals de rechtbank hierna onder 11 nog zal bespreken. Het betoog kan alleen daarom al niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Zelfs als artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn op de door eiser bedoelde wijze moet worden uitgelegd, maakt dat de uitkomst voor eiser niet anders, omdat hij geen voor die toetsing relevante en aannemelijke omstandigheden naar voren heeft gebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris een volledige 15c-beoordeling verricht?
9. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet alle door het Hof van Justitie voor de beoordeling van een 15c-situatie relevant geachte factoren – zoals genoemd in de arresten Diakité [7] en CF en DN [8] – in zijn beleid heeft genoemd of in het besluit heeft meegewogen.
9.1.
De rechtbank leidt uit deze arresten af dat de intensiteit van de gewapende confrontaties, het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten en de duur van het conflict, de geografische omvang van de situatie van willekeurig geweld, de daadwerkelijke bestemming van de verzoeker in geval van terugzending naar het betrokken land of gebied en het eventueel opzettelijke geweld dat door de strijdende partijen wordt uitgeoefend tegen burgers elementen zijn die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van het reële risico op ernstige schade in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Om de intensiteit van een gewapend conflict te bepalen kan niet alleen gekeken worden naar een minimumaantal gewonde of overleden burgerslachtoffers.
9.2.
In het beleid in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat onder het kopje ‘uitzonderlijke situatie’ een aantal elementen die in ieder geval gewogen worden bij de vraag of sprake is van een uitzonderlijke situatie. Een aantal van de hiervoor onder 9.1 genoemde elementen staat in deze paragraaf vermeld. Deze opsomming laat bovendien, gelet op de woorden ‘in ieder geval’, ruimte om andere daar niet genoemde factoren mee te wegen. Het beleid is daarmee in overeenstemming met de door eiser genoemde arresten.
Ook uit het besluit blijkt niet dat de staatssecretaris heeft volstaan met de enkele stelling dat in het aantal burgerslachtoffers geen aanleiding wordt gevonden voor het aannemen van een 15c-situatie. Daarin staat dat de staatssecretaris ook rekening heeft gehouden met de intensiteit van het gewapende conflict, het organisatieniveau van de betrokken strijdkrachten, de duur van het conflict, de geografische omvang en het opzettelijke geweld tegen burgers. [9] Dat blijkt ook uit de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde brief van 11 januari 2023 en de bijbehorende beslisnota. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat in Timboektoe geen sprake is van een 15c-situatie?
10. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat in Timboektoe geen sprake is van een 15c-situatie.
10.1.
Eiser heeft in de zienswijze op de volgende informatie gewezen:
- Het rapport ‘situation au Mali’ van de VN-Veiligheidsraad van 30 maart 2022;
- Het rapport ‘UNHCR position on returns to Mali – update’ van januari 2022;
- Het artikel ‘Mali: new wave of executions of civilians’ van Human Rights Watch van
15 maart 2022;
- Een artikel van de Human Rights Council van 29 maart 2022.
In beroep heeft eiser nog gewezen op de volgende informatie:
- Het artikel ‘UN report says nearly 600 civilians killed in Mali amid anti-jihadist fight’ van France24 van 24 maart 2022;
- Een arrest van de Conseil du Contentieux des Etrangers van 18 mei 2022.
In het aanvullende beroepschrift van 27 maart 2023 heeft eiser nog gewezen op de volgende stukken:
- Het rapport van het Noorse LandInfo van 7 december 2022;
- Het rapport ‘Matrice de Suivi des déplacements (DTM)’ van IOM, UNHCR en WFP van december 2022;
- Het ‘rapport sur les mouvements de populations’ van Protection Cluster van september 2022;
- De rapporten ‘Note trimestrielle des tendances des violations et atteintes aux droits de l’homme et du droit international humanitaire au Mali’ van de United Nations van augustus 2022 en november 2022;
- Het artikel ‘Climate, peace and security assessment: Mali’ van Adelphi, Reliefweb van 14 oktober 2022;
- Het artikel ‘Wagner Group Operations in Africa. Civilian targeting trends in the Central African Republic and Mali’ van Acled van 30 augustus 2022;
- Het rapport ‘Mali. Situation Securitaire’ van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen van 7 februari 2022.
10.2.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris zich onder verwijzing naar de brief van 11 januari 2023 op het standpunt gesteld dat uit het TOELT-onderzoek is gebleken dat in sommige delen van Mali, namelijk in de regio’s Mopti, Gao en Ménaka, sprake is van een 15c-situatie. Eiser is echter afkomstig uit Timboektoe. Uit het onderzoek van TOELT volgt, aldus de staatssecretaris, dat in Timboektoe geen sprake is van een 15c-situatie.
10.3.
De vraag of sprake is van een 15c-situatie moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het duidelijk te onderscheiden deelgebied waaruit de vreemdeling afkomstig is. [10] Niet in geschil is dat eiser afkomstig is uit de regio Timboektoe, omdat eiser daar voorafgaand aan zijn vertrek uit Mali zijn woon- en verblijfplaats had. De rechtbank stelt vast dat in de brief en de beslisnota is ingegaan op de veiligheidssituatie in Mopti, Gao en Ménaka, maar niet op die in de regio Timboektoe. De staatssecretaris kon daarom niet volstaan met een verwijzing naar deze stukken. Dit ook omdat eiser in de zienswijze bronnen heeft ingeroepen die de veiligheidssituatie in de regio Timboektoe beschrijven. De staatssecretaris had daarom in het bestreden besluit moeten motiveren waarom zich in de regio Timboektoe volgens hem geen 15c-situatie voordoet. Omdat die motivering ontbreekt is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen. De beroepsgrond slaagt daarom. De rechtbank verklaart het beroep om die reden gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
10.4.
In het verweerschrift is wel ingegaan op de veiligheidssituatie in de regio Timboektoe. De rechtbank ziet hierin aanleiding te beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
10.5.
De staatssecretaris heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat in de regio Timboektoe geen sprake is van een vergelijkbare situatie als in de grensregio’s Mopti, Gao en Ménaka. Dat heeft de staatssecretaris gemotiveerd aan de hand van de in de beslisnota genoemde bronnen en een aantal tabellen met data over de periode 2021 tot eind maart 2023, die zijn samengesteld door de landenspecialisten van de staatssecretaris, op basis van cijfers van de Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED).
10.6.
De rechtbank kan de staatssecretaris hierin volgen. Uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat de veiligheidssituatie in de grensgebieden Mopti, Gao en Ménaka zich in negatieve zin onderscheidt van de situatie in Timboektoe. Hoewel in de regio Timboektoe ook terroristische groepen actief zijn en (burger)slachtoffers vallen is het geweld, in aard en ernst, van een andere orde dan dat in de drie grensgebieden. Zoals de staatssecretaris daarnaast terecht stelt, onder verwijzing naar de in het verweerschrift opgenomen informatie van ACLED, ligt het aantal geweldsincidenten en/of burgerdoden in Timboektoe (fors) lager dan in Mopti, Gao en Ménaka. Uit die aantallen blijkt weliswaar dat in Timboektoe burgerslachtoffers te betreuren zijn, maar die aantallen zijn, afgezet tegen het aantal inwoners van de regio Timboektoe (1,04 miljoen), niet dusdanig hoog dat de conclusie gerechtvaardigd is dat zich daar een 15c-situatie voordoet. Hoewel eiser terecht opmerkt dat het ‘aantal doden’ niet het enkele criterium is om te bepalen of er sprake is van een 15c-situatie, is het echter wel een relevant element bij die beoordeling. [11] De omstandigheid dat rechters in andere lidstaten van de Europese Unie de situatie in Timboektoe anders beoordelen, maakt op zichzelf niet dat het standpunt van de staatssecretaris niet deugdelijk is. [12] De staatssecretaris mag hierin een eigen afweging maken. De beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiser het risico te moeten verblijven in een ontheemdenkamp in Mali?
11. Eiser betoogt dat hij dat hij bij terugkeer terecht komt in een ontheemdenkamp met mensen uit de Mopti regio, waar in extreme armoede wordt geleefd, wat strijd zou opleveren met artikel 3 van het EVRM. Hij is al meer dan tien jaar geleden uit Mali vertrokken en heeft daar geen netwerk. Eiser wijst op een rapport van de VN Veiligheidsraad van 20 maart 2020.
11.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij aangewezen is op verblijf in een ontheemdenkamp. De rechtbank wijst er in dit verband op dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij door zijn werkzaamheden in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, hij als meerderjarige ook in veel delen van Mali en in Gambia heeft kunnen verblijven en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt waarom hij zich als volwassen man niet zelfstandig staande kan houden. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Mali is aangewezen op verblijf in een ontheemdenkamp, komt de rechtbank niet toe aan de stelling dat de humanitaire omstandigheden in ontheemdenkampen zodanig slecht zijn dat sprake is van strijd met artikel 3 van het EVRM.
Kan eiser veilig reizen naar Timboektoe?
12. Eiser betoogt dat hij niet in staat is om veilig naar Timboektoe te reizen. Tijdens die reis zou hij doelwit van geweld kunnen worden.
12.1.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij, om Timboektoe te bereiken, door Mopti, Gao of Ménaka moet reizen.
Herhaling zienswijze
13. Eiser verwijst tot slot naar wat hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Omdat de staatssecretaris in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze en eiser in beroep niet nader onderbouwt waarom de reactie van de staatssecretaris tekortschiet, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee beoogde resultaat. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
14. Gelet op dat wat onder 10.3 is overwogen is het beroep gegrond. Maar gelet op de overwegingen onder 10.6 komt de rechtbank tot de conclusie dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten.
15. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-
(1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van
€ 837,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, en mr. G.A. van der Straaten en mr. H. van Eijken, leden, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, onder 2.
2.19637, nr. 3056. Zie ook de bij deze brief horende beslisnota.
3.Vergelijk ABRvS 4 oktober 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AE7141.
4.https://puc.overheid.nl/ind/rapport/srt/landenrapport/p/1/s/datumdocument-wt_desc/.
5.ECLI:NL:RBDHA:2020:10488. Deze prejudiciële vragen zijn naar gesteld ingetrokken na de verlening van een asielvergunning.
7.30 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:39, onder 35.
8.10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:472, onder 43 en 44.
9.Zie pagina 2 van het besluit.
10.ABRvS 16 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8940, onder 2.1.1 en 3 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9733, onder 10.2.
11.HvJ 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:472 (CF/DN tegen Duitsland), onder 31 en 32.
12.ABRvS 5 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3231, ABRvS 20 juli 2016,