ECLI:NL:RBDHA:2023:7980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL22.17611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van uitstel van vertrek op grond van medische noodsituatie en toegang tot zorg in Armenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres met de Armeense nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) vanwege haar medische situatie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op 30 augustus 2022 ongegrond had verklaard. Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar deze was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzakelijke medische zorg in Armenië beschikbaar is en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen toegang heeft tot deze zorg. De rechtbank heeft ook overwogen dat de mantelzorg die eiseres ontvangt niet noodzakelijk is voor haar medische behandeling in Armenië. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat zij niet zelfredzaam is en dat zij geen beroep kan doen op vrienden of kennissen in Armenië. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zorgplicht van de staatssecretaris is nageleefd en dat de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was aanwezig A. Mailjan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Armeense nationaliteit.
Voorgeschiedenis
2. Op 4 september 2013 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Op 10 september 2013 heeft zij een separate aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. De asielaanvraag is afgewezen bij besluit van 11 september 2013. Daarbij is ambtshalve uitstel van vertrek verleend voor de periode van 12 september 2013 tot en met uiterlijk 12 december 2013. Het door eiseres ingestelde beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, bij uitspraak van 31 oktober 2013 ongegrond verklaard. [2] Het besluit staat daarmee in rechte vast.
3. Bij besluit van 11 maart 2014 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 10
september 2013 tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw afgewezen. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres hiertegen bij besluit van 11 juli 2014 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 4 augustus 2015 door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard. [3] De Afdeling [4] heeft het hoger beroep bij uitspraak van 23 december 2015 gegrond verklaard. [5] Het besluit
van 11 juli 2014 is daarbij vernietigd.
4. Verweerder heeft eiseres vervolgens telkens voor een periode van drie maanden uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw verleend, of zoveel korter tot het moment waarop (opnieuw) op het bezwaar tegen het besluit van 11 maart 2014 werd beslist. Op 13 juni 2018 heeft het BMA [6] opnieuw advies uitgebracht, dat is aangevuld op 13 september 2018 en 16 november 2018. Op 22 maart 2019 heeft eiseres een verklaring overgelegd waaruit bleek dat zij was opgenomen in het ziekenhuis. Daarop heeft verweerder bij besluit van 27 maart 2019 met ingang van 22 maart 2019 nogmaals uitstel van vertrek aan eiseres verleend voor de duur van opname.
Huidige procedure
5. Op 29 mei 2019 heeft eiseres een nieuwe aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Op 8 augustus 2019 heeft het BMA advies uitgebracht, dat op 16 september 2019 is aangevuld. Bij besluit van 17 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres hiertegen bij besluit van 19 januari 2020 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 5 juli 2021 door deze rechtbank en zittingsplaats, gegrond verklaard. [7] Het besluit van 19 januari 2020 is daarbij vernietigd.
6. Op 25 oktober 2021 heeft het BMA opnieuw advies uitgebracht. Volgens het advies lijdt eiseres aan paroxysmaal atriumfibrilleren en hartfalen. Verder is eiseres bekend met insulineafhankelijke diabetes type 2 en subklinische hypothyroïdie, en heeft zij een totale knieprothese en heupprothese links en rechts. Eiseres is afhankelijk van een rollator. Eiseres krijgt behandeling voor haar medische problemen en gebruikt verscheidene medicijnen. Gelet op de huidige medische inzichten zal het uitblijven van de behandeling voor diabetes en haar hartproblemen leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Eiseres wordt in staat geacht te reizen met vervoer voor personen die slecht ter been zijn. Volgens een aanvullend advies van BMA van 23 februari 2022 is mantelzorg niet noodzakelijk voor het welslagen van de medische behandeling. Op 24 augustus 2022 is eiseres gehoord door een ambtelijke hoorcommissie.
7. Bij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit opnieuw ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft verweerder het BMA-advies van 25 oktober 2021 en het aanvullend BMA-advies van 23 februari 2022 ten grondslag gelegd. Volgens verweerder volgt daaruit dat de voor eiseres noodzakelijke zorg in Armenië aanwezig is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen toegang zal hebben tot de benodigde zorg.
8. Op 15 maart 2023 heeft het BMA een aanvullend advies uitgebracht over de noodzaak van thuis- en mantelzorg in de situatie van eiseres.
9. Op wat eiseres tegen het bestreden besluit aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
10. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen.
11. Op grond van het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf A3/7.1 van de Vc [8] , kan verweerder uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 van de Vw als sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [9] om medische redenen. Van zo’n risico is uitsluitend sprake als (1) uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en (2) de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is of (3) als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is.
12. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [10] moet verweerder, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid.
Mantelzorg
13. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte voorbij gaat aan het feit dat eiseres momenteel mantelzorg ontvangt en dat deze zorg ook noodzakelijk is voor het welslagen van haar medische behandeling in Armenië.
14. Op grond van paragraaf A3/7.1.6 van de Vc kan BMA in het medisch advies opnemen dat mantelzorg noodzakelijk wordt geacht, als mantelzorg essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling. De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Indien in een land van herkomst of bestendig verblijf professionele (thuis)zorg beschikbaar is, dan kan zorg zoals gegeven bij mantelzorg ook verleend worden door medewerkers van deze professionele (thuis)zorg. Het BMA zal in het medisch advies opnemen of deze vorm van professionele (thuis)zorg beschikbaar is.
15. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat mantelzorg noodzakelijk is voor het welslagen van de (medische) behandeling van eiseres. Verweerder verwijst hiervoor terecht naar het BMA-advies van 25 oktober 2021. Daaruit blijkt dat eiseres professionele thuiszorg ontvangt waarbij zij dagelijks wordt ondersteund in het toedienen van insuline, het douchen en het aan- en uittrekken van steunkousen. Eiseres heeft niet bestreden dat deze professionele zorg, zoals het advies ook vermeldt, beschikbaar is in Armenië, namelijk via onder meer Yerevan Home Care in Yerevan.
16. Uit het aanvullend BMA-advies van 23 februari 2022 blijkt voorts dat eiseres al ongeveer 15 jaar zelf insuline spuit en dat de zorg die zij van kennissen/vriendinnen ontvangt (en die door eiseres als mantelzorg wordt geduid) vooral praktisch van aard is, maar geen betrekking heeft op het toedienen van medicatie. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat (daarnaast) mantelzorg noodzakelijk is. Ook met het overzicht van de logboeknotities van het COA heeft eiseres dat niet aannemelijk gemaakt, nog daargelaten dat deze niet zijn opgesteld door een arts [11] en ook niet zijn gebaseerd op dagelijkse observaties van eiseres.
17. In de nota van 15 maart 2023 is BMA tot slot nader ingegaan op de door eiseres aangevoerde beroepsgrond dat in het BMA-advies van 13 juni 2018 stond dat mantelzorg wél noodzakelijk is voor het welslagen van de behandeling. Hieruit blijkt echter dat destijds reeds sprake was van professionele (thuis)zorg die ten onrechte is aangemerkt als mantelzorg. Met verwijzing naar deze nota heeft verweerder nu, anders dan in de uitspraak van de rechtbank van 5 juli 2021 is overwogen, wel voldoende gemotiveerd dat mantelzorg niet noodzakelijk is voor het welslagen van de behandeling van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Feitelijke toegang tot zorg in Armenië
18. Niet in geschil is dat de medische verzorging die eiseres nodig heeft beschikbaar is in Armenië. Eiseres stelt echter dat behandeling en medicatie voor haar feitelijk niet toegankelijk zijn. Zij heeft geen inkomen en zal slechts in aanmerking komen voor het minimale staatspensioen van 25.500 Armeense Dram. [12] Eiseres verwijst ter onderbouwing naar een verklaring van de werkstaf van de gemeente [naam gemeente] van de [naam provincie] in Armenië van 27 juli 2019. Met dat pensioen kan eiseres de kosten van een medische behandeling niet betalen. Daarnaast is eiseres een alleenstaande vrouw, zonder familie of vrienden in Armenië. Eiseres heeft daarom niemand die haar kan helpen. Eiseres beroept zich in dat verband ook op het arrest X van het Hof van Justitie [13] van 22 november 2022 (hierna: het arrest X). [14]
19. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, gebaseerd op het arrest van het EHRM [15] in de zaak Paposhvili [16] , volgt dat het in de eerste plaats aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat, indien deze beschikbaar is, de medische zorg in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. [17] Eiseres is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
20. Eiseres heeft allereerst niet onderbouwd dat zij zelf voor haar medische zorg in Armenië moet betalen en dat zij hiervoor geen ziektekostenverzekering kan afsluiten. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat de kosten van een medische behandeling in Armenië zo hoog zijn, dat zij die niet kan betalen. Evenmin heeft zij onderbouwd dat zij in Armenië niet beschikt of zal kunnen beschikken over inkomen of vermogen. [18] De verklaring van de [naam gemeente] is daarvoor niet voldoende omdat dit een algemene verklaring is die niet is toegespitst op de individuele situatie van eiseres. Daar komt bij dat eiseres tijdens haar asielprocedure heeft verklaard [19] dat zij voor haar komst naar Nederland in Armenië voor dezelfde medische problemen is behandeld. Daarnaast heeft zij verklaard [20] dat zij een goede vriendin heeft in Armenië die haar heeft geholpen bij haar vertrek uit Armenië en dat zij regelmatig naar de kerk ging. Niet gebleken is dat eiseres geen beroep meer kan doen op dit of enig ander netwerk in Armenië om haar - financieel dan wel anderszins - bij te staan. De verwijzing van eiseres naar het arrest X leidt niet tot een ander oordeel omdat daaruit niet volgt dat de zorgplicht van verweerder verder reikt dan dat hij zich ervan vergewist dat de zorg die de vreemdeling nodig heeft, in het land van herkomst beschikbaar is. Aan die plicht heeft verweerder voldaan. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Reisvoorwaarden
21. Tot slot voert eiseres aan dat in het BMA-advies enkel de reisvoorwaarde is opgenomen dat eiseres vervoer nodig heeft voor personen die slecht ter been zijn. Feitelijk betekent dit dat zij na haar uitzetting op het vliegveld in Armenië zal worden achtergelaten nu er volgens het BMA geen noodzaak bestaat om eiseres over te dragen aan iemand die haar de benodigde (mantel)zorg kan verlenen. Eiseres is namelijk niet zelfredzaam en daarom niet in staat om zelf de benodigde zorg te regelen. Daarnaast stelt zij dat haar medische situatie onderdeel is van haar privéleven en op grond van dat arrest had verweerder moeten toetsen of eiseres recht had op verblijf in Nederland op grond van artikel 8 van het EVRM.
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het BMA niet heeft kunnen volstaan met de gestelde reisvoorwaarde. Eiseres heeft niet met medische documenten onderbouwd dat zij niet zelfredzaam is. Van eiseres kan daarom worden gevergd dat zij zich na aankomst in Armenië - of reeds daaraan voorafgaand als voorbereiding op haar vertrek naar dat land - zal wenden tot de in het BMA-advies genoemde zorginstellingen om de benodigde zorg te verkrijgen. Daarnaast is, zoals hiervoor al is overwogen, niet gebleken dat zij desgewenst geen beroep kan doen op vrienden, kennissen of instellingen in Armenië om haar daarbij te helpen.
23. Tot slot slaagt het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM, dat naar inhoud en reikwijdte gelijk is aan artikel 7 van het Handvest [21] , niet. Uit het arrest X vloeit inderdaad voort dat de medische behandeling die een derdelander op het grondgebied van een lidstaat geniet, zelfs indien hij daar illegaal verblijft, deel uitmaakt van diens privéleven in de zin van artikel 7 van het Handvest. [22] Niettemin heeft het recht op eerbiediging van het privéleven zoals voortvloeit uit dat artikel geen absolute gelding [23] en staat het Handvest beperkingen toe op de uitoefening van dat recht. Het enkele feit dat eiseres in Nederland een medische behandeling ontvangt is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen over de beschikbare zorg in Armenië, dan ook onvoldoende om een schending van haar recht op privéleven aan te nemen. Ook deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
Conclusie
24. Het beroep is ongegrond.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Bureau Medische Advisering.
8.Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
10.Zoals de uitspraken van de Afdeling van 16 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1598 en 17 februari 2022 ECLI:NL:RVS:2017:448.
11.Of een andere BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar.
12.De rechtbank begrijpt: ongeveer vijftig euro per maand.
13.Hof van Justitie van de Europese Unie.
14.In de zaak C-69/21, ECLI:EU:C:2022:913.
15.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
16.Arrest van 13 december 2016 (ECLI:CE:ECHR:1213JUD00417381).
17.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629, en 3 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3134.
18.Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:145.
19.Pagina 3 van het eerste gehoor van 4 september 2013
20.Pagina 5 van het eerste gehoor van 4 september 2013.
21.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
22.Zie overweging 93.
23.Zie overweging 96.