Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Armeense vrouw geboren in 1950, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), omdat zij mantelzorg ontving die essentieel was voor haar medische behandeling. De staatssecretaris had eerder haar aanvraag afgewezen, met de stelling dat mantelzorg niet noodzakelijk was en dat professionele zorg in Armenië beschikbaar was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 juni 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. De rechtbank constateerde dat het Bureau Medische Advisering (BMA) in zijn advies ten onrechte had aangenomen dat eiseres geen mantelzorg ontving. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan zijn vergewisplicht en dat het BMA-advies niet zorgvuldig tot stand was gekomen. Dit leidde tot een motiveringsgebrek in de besluitvorming van de staatssecretaris.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.