ECLI:NL:RBDHA:2023:7446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
NL23.14086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 22 februari 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 15 mei 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is en dat verweerder niet voortvarend handelt. De rechtbank concludeert echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is en dat verweerder voldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst erop dat er een LP-aanvraag is ingediend en dat er meerdere rappelbrieven zijn verzonden naar de Marokkaanse autoriteiten.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 15 mei 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2787. Uit deze uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser meent dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt, zo blijkt uit het dossier namelijk dat de Marokkaanse autoriteiten niet reageren op verweerder. Daarnaast meent eiser dat verweerder niet voortvarend handelt, omdat sinds de in bewaring stelling niet is gebleken van een LP [2] of een presentatie aan de Marokkaanse vertegenwoordiging.
5. De rechtbank stelt vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022. [3] De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers blijkt uit het voortgangsrapport dat er op 22 februari een LP-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en dat verweerder op 24 februari 2023, 15 maart 2023, 6 april 2023 en 26 april 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd. De enkele stelling dat sindsdien niet is gebleken van een LP of een presentatie aan de Marokkaanse vertegenwoordiging, maakt niet dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, [4] ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.ECLI:NL:RVS:2022:3269. Ook in een aantal latere uitspraken van 24 november 2022, 2 februari en 2 mei 2023 (onder andere ECLI:NL:RVS:2022:3447, ECLI:NL:RVS:2023:438 en ECLI:NL:RVS:2023:1681) zet de Afdeling deze lijn ten aanzien van (zicht op uitzetting naar) Marokko voort.
4.Zoals is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.