ECLI:NL:RVS:2022:3447
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 3 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om een vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 20 oktober 2022 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.I. Vennik, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 14 november 2022, waarin werd geoordeeld over het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.