ECLI:NL:RBDHA:2023:18355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
NL23.35876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die aan hem was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 22 februari 2023 was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 november 2023 gesloten, maar heropend na het indienen van een verslag van een vertrekgesprek door verweerder. Eiser heeft op dit verslag gereageerd, waarna de rechtbank besloot het onderzoek zonder zitting te sluiten.

De rechtbank overweegt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op verzoeken om informatie. De rechtbank oordeelt echter dat er wel degelijk zicht op uitzetting is, nu de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en hebben toegezegd een laissez-passer (lp) te verstrekken. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de lange duur van de bewaring voor risico van eiser komt, omdat hij niet heeft meegewerkt aan zijn terugkeer.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35876

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage d.d. 15 november 2023 overgelegd. Eiser heeft daarop op 16 november 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek op 21 november 2023 gesloten. Daarna heeft verweerder nog een verslag van vertrekgesprek, eveneens gedateerd 21 november 2023, aan het dossier toegevoegd. De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan het onderzoek heropend en eiser de mogelijkheid geboden om op dit verslag te reageren. Eiser heeft op 22 november 2022 gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 22 november 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te zijn hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 18 september 2023 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser stelt dat zicht op uitzetting ontbreekt. De regelmatige rappels bij de Marokkaanse autoriteiten hebben geen reactie opgeleverd. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 26 oktober 2023 blijkt dat verweerder van mening is dat hij volledig afhankelijk is van eiser en zijn informatie. De mededeling van verweerder in het vertrekgesprek, gevoerd op 20 november 2023, dat de Marokkaanse autoriteiten een toezegging hebben gedaan voor afgifte van een lp [3] en dat er een vlucht zal worden geregeld is niet onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld. Omdat de bewaring inmiddels al lang voortduurt kan verweerder niet blijven volstaan met het standaard indienen van rappels en vertrekgesprekken, zeker omdat deze handelingen tot nu toe geen enkel resultaat hebben geboekt. Ook is onvoldoende concreet en duidelijk wat verweerder heeft ondernomen bij het onder de aandacht brengen van de zaak bij de Marokkaanse autoriteiten op 19 oktober 2023. Verweerder heeft daarom onvoldoende voldaan aan zijn verzwaarde inspanningsverplichting. Tot slot heeft er ten onrechte na het verlengingsbesluit niet regelmatig een belangenafweging plaatsgevonden. Bij de belangenafweging van 14 november 2023 is bovendien onvoldoende gewicht aan het belang van eiser toegekend. Ook is onvoldoende duidelijk wat het aanzienlijk grotere belang is van verweerder. Eiser heeft alleen aangegeven dat hij zeer jong is vertrokken en dat hij in Marokko niets meer heeft en dat hij daarom niet meer terug kan gaan. Dat eiser onvoldoende zou ondernemen om aan documenten te komen kan geen actieve frustratie betekenen. Dit is namelijk geen actieve handeling. Hij is afhankelijk van de inspanningen van verweerder. Daarmee is de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van eiser uitgevallen.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 16 mei 2023 [4] geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko bestaat. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 20 november 2023 blijkt bovendien dat de Marokkaanse autoriteiten eisers nationaliteit hebben bevestigd en hebben toegezegd dat ze een lp zullen verstrekken aan eiser en dat verweerder een vlucht gaat aanvragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat deze informatie onjuist is. Immers, alleen wanneer voor verweerder voldoende zeker is dat de lp zal worden afgegeven zal een vlucht worden geregeld. In het geval van eiser is dan ook zicht op uitzetting naar Marokko.
7. Verweerder heeft ook voldoende voortvarend gehandeld. Er zijn meerdere rappels verzonden naar de Marokkaanse autoriteiten, er zijn vertrekgesprekken gevoerd en de aanvraag is op 19 oktober 2023 rechtstreeks onder de aandacht gebracht van de Marokkaanse autoriteiten. Dat de bewaring zo lang duurt komt voor risico van eiser, omdat hij op geen enkele wijze heeft meegewerkt aan zijn terugkeer en ook in het laatste vertrekgesprek blijft aangeven niet mee te willen werken.
8. Uit het dossier blijkt dat eiser niet wil meewerken aan zijn terugkeer en geen enkele inspanning heeft gedaan om de afgifte van een lp te versnellen. Hiermee vertraagt hij de afgifte van een lp en zijn terugkeer. De stelling van eiser dat het niet meewerken geen actieve handeling is, leidt niet tot een ander oordeel. Ook is niet gebleken dat de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is. De belangenafweging is dan ook terecht in het nadeel van eiser uitgevallen.
9. Tot slot leidt ambtshalve toetsing [5] niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rechtbank Den Haag, Middelburg van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2787, 19 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7446, 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10376, 14 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12343 en 19 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14328.
3.Laissez-passer.
5.HvJEU 8 november 2023, ECLI:EU:C:2022:858.