ECLI:NL:RBDHA:2023:12343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 22 februari 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op dezelfde datum als de uitspraak.

De rechtbank overweegt dat eiser, die al meer dan zes maanden in vreemdelingenbewaring zit, aanvoert dat verweerder ten onrechte geen verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt. Eiser stelt dat hij op 6 augustus 2023 recht had op een dergelijke afweging, maar de rechtbank oordeelt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt op 1 augustus 2023 voldoende was. Eiser heeft niet aangetoond dat hij meewerkt aan zijn terugkeer en heeft zijn identiteit en nationaliteit niet met documenten onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22861

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 14 augustus 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt en te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2787, 19 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7446 en 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10376. Uit deze uitspraken volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg) beroep, 10 juli 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt, zoals bedoeld in paragraaf A5/6.8 van de Vc [2] . Op 6 augustus 2023 bevond eiser zich namelijk zes maanden in vreemdelingenbewaring. Verweerder was gehouden op die datum een verzwaarde belangenafweging te maken. Eiser beroept zich hierbij op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 26 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11059.
5. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiser niet slaagt. Eiser zit momenteel voor een aaneengesloten periode van meer dan zes maanden in bewaring. In dat geval dient verweerder conform zijn eigen beleid, zoals neergelegd in A5/6.8 van de Vc, een verzwaarde belangenafweging te maken waaruit blijkt dat hij bijzonder zwaarwegende belangen heeft, die onderbouwen dat de maatregel voort dient te duren. Uit het voortgangsrapport blijkt dat verweerder op 1 augustus 2023 een belangenafweging heeft gemaakt. Hieruit volgt dat eiser tijdens de vertrekgesprekken heeft aangegeven dat hij niet wil meewerken aan terugkeer. Verder heeft eiser zijn identiteit en nationaliteit niet met documenten onderbouwd en zich ook op geen andere wijze aantoonbaar ingespannen inzake zijn terugkeer. Ook is het de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (C., B. en X. tegen Nederland) en - in aansluiting hierop - ook in ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.