ECLI:NL:RBDHA:2023:2787
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling op basis van zware gronden en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 22 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 1 maart 2023 in Breda was eiser aanwezig, maar zijn gemachtigde was aanvankelijk niet aanwezig. Na contact vanuit de rechtbank heeft de gemachtigde eiser telefonisch bijgestaan.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring verschillende zware gronden aangevoerd, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en zich eerder aan toezicht heeft onttrokken. Eiser heeft deze gronden betwist, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de zware gronden aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank concludeert dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigt.
Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van de zaak voldoende gronden bieden voor de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft geen onregelmatigheden vastgesteld die tot onrechtmatigheid van de maatregel zouden leiden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.