ECLI:NL:RBDHA:2023:6827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6295, NL23.6296, NL23.6297, NL23.6298, NL23.6299, NL23.6300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Russische nationaliteit en de verantwoordelijkheid van Spanje onder de Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers, Asiia Klimova en een andere eiseres, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris stelde dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen, omdat eisers in het bezit waren van een (Schengen)visum afgegeven door Spanje. De rechtbank heeft op 25 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende informatie had verstrekt in het overnameverzoek aan Spanje en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. Eisers voerden aan dat er tekortkomingen waren in de opvangvoorzieningen in Spanje en dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 9 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.6295, NL23.6296, NL23.6297, NL23.6298, NL23.6299, NL23.6300

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

Asiia Klimova, eiseres 1

V-nummer: [v-nummer 1]

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer 2]

[eiseres 2], eiseres 2

V-nummer: [v-nummer 3]
hierna tezamen: eisers / verzoekers
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij separate besluiten van 1 maart 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Ook hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de voorlopige voorziening, op 25 april 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en tolk N. Epstein. Tevens is als getuige verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben allen de Russische nationaliteit. Zij hebben op 4 oktober 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat eisers door Spanje in het bezit waren gesteld van een (Schengen)visum. Volgens verweerder is Spanje daarom verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvragen. [1]
Waarom zijn eisers het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eisers verzoeken allereerst hun zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast menen eisers dat het overnameverzoek van verweerder niet alle relevante informatie bevatte om het Spanje mogelijk te maken het claimverzoek volledig te beoordelen. [2] Het verzoek tot overname is daarom niet rechtsgeldig gedaan. Verder kan met betrekking tot Spanje niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er zijn tekortkomingen in de opvangvoorzieningen en er zijn meldingen van pushback-praktijken. Overdracht is daarom in strijd met het verbod op een onmenselijke behandeling. [3] Ook menen eisers dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiseres 1 en eiseres 2 en respectievelijk hun dochter en zus die wettig verblijft in Nederland. Hierdoor zou verweerder moeten zorgen dat eisers bij hun dochter/zus/schoonzus kunnen blijven. [4] Tot slot zijn eisers van mening dat er ten aanzien van hen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, waardoor verweerder gebruik moet maken van de discretionaire bevoegdheid om hun aanvragen onverplicht te behandelen. [5]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen
4. Het verzoek van eisers om wat in hun zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, leidt niet tot gegrondverklaring van het beroep. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eisers in de zienswijze hebben aangevoerd. Voor zover zij in beroep niet hebben geconcretiseerd op welke punten de motivering van de bestreden besluiten ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. [6]
Artikel 13 Uitvoeringsverordening
5. Wat betreft de stelling van eisers dat de informatie van verweerder in het overnameverzoek niet volledig is geweest, oordeelt de rechtbank als volgt. Allereerst wordt vastgesteld dat artikel 13 van de Uitvoeringsverordening 1560/2003 betrekking heeft op Dublin II (343/2003) en is vervangen door Uitvoeringsverordening 118/2014 die betrekking heeft op Dublin III (604/2013). Artikel 13 is hierin echter niet aangepast.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle elementen die het voor Spanje mogelijk maakten de situatie te beoordelen, heeft vermeld in het overnameverzoek. Uit het overnameverzoek blijkt wel degelijk dat Nederland eerder visa heeft verstrekt aan eisers. Bij het overnameverzoek zijn namelijk resultaten uit EU-vis gevoegd en kopieën van de paspoorten van eisers, waaruit de eerdere visa voor Nederland blijken. Ten aanzien van het melden van het opschorten van de visumverlening door Nederland, heeft verweerder ter zitting terecht opgemerkt dat dit openbare informatie is, die dus ook voor de Spaanse autoriteiten kenbaar was.
5.2
Dat eisers eigenlijk een visum wilden aanvragen voor Nederland, maakt geen verschil in de beoordeling welke lidstaat verantwoordelijk is. Uit de Dublinverordening blijkt namelijk dat de lidstaat die een visum heeft afgegeven dat op dat moment geldig is, verantwoordelijk is. [7] Hierbij wordt niet betrokken wat de intentie van de vreemdeling was bij het aanvragen van het visum. Alleen wanneer het visum is afgegeven
namenseen andere lidstaat, is die lidstaat verantwoordelijk. Volgens eisers moet het in hun situatie zo gezien worden dat Spanje namens Nederland een visum heeft afgegeven, omdat Nederland op dat moment geen visa verstrekte. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat er geen sprake is van een vertegenwoordigingsregeling op grond waarvan Spanje is gevraagd om visa af te geven namens Nederland.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Dat ook ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is recentelijk nog bevestigd door de hoogste bestuursrechter op 8 juli 2021 en op 27 januari 2023. [8] Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval anders is. Eisers zijn daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
6.1
Het persoonlijk relaas van eisers biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de asielprocedure in Spanje niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Hiertoe is van belang dat eisers rechtstreeks van Rusland naar Nederland zijn gereisd en niet in Spanje zijn geweest. Zij hebben geen asielaanvraag ingediend in Spanje, waardoor zij niet uit eigen ervaring kunnen verklaren over de asielprocedure en asielopvang in Spanje. Verder heeft verweerder er op kunnen wijzen dat eisers zich bij voorkomende problemen in Spanje kunnen wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van Spanje of de daarvoor aangewezen instanties. Niet is gebleken dat de Spaanse autoriteiten hen niet zouden willen of kunnen helpen, hetgeen ook niet blijkt uit de overgelegde stukken.
6.2
Met betrekking tot de inbreukprocedure die gestart is door de Europese Commissie, vindt de rechtbank dat dit onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van structurele, fundamentele gebreken in de opvangvoorzieningen in Spanje. [9] Daarbij is ook van belang dat deze procedure gestart is op 26 januari 2023 en de hoogste bestuursrechter nog op 27 januari 2023 bevestigd heeft dat ten aanzien van Spanje uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook ziet de inbreukprocedure enkel op een juridische situatie, namelijk dat niet alle bepalingen van de richtlijn juist omgezet zijn in nationale wetgeving. Dit verschilt daarmee van de interim measure van het EHRM ten opzichte van België, die gebaseerd is op een feitelijke situatie. [10]
Afhankelijkheidsrelatie in de zin van artikel 16 Dublinverordening
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvragen naar zich toe te trekken op grond van artikel 16 van de Dublinverordening. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat niet onderbouwd is dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening tussen eiseres 1 en eiseres 2 en respectievelijk hun dochter en zus in Nederland. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat de dochter/zus/schoonzus van eisers al geruime tijd in Nederland verblijft.
Discretionaire bevoegdheid in de zin van artikel 17 Dublinverordening
8. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvragen onverplicht naar zich toe te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Hiertoe is allereerst van belang dat het hier gaat om een discretionaire bevoegdheid, waarvan verweerder gebruik maakt indien sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat onevenredig hard is. [11]
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle feiten en omstandigheden die naar voren zijn gebracht, heeft betrokken bij zijn besluitvorming en daarmee voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakt van deze discretionaire bevoegdheid. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom overdracht aan Spanje in het geval van eisers niet getuigt van onevenredige hardheid. Dat eisers eigenlijk een visum voor Nederland wilden en dat er familieleden van hen in Nederland wonen, heeft verweerder in redelijkheid niet hoeven zien als bijzondere, individuele omstandigheden als hier bedoeld.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie artikel 13, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening 1560/2003 (Uvo).
3.Zie artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
4.Zie artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening (Dvo).
5.Zie artikel 17, eerste lid, van de Dvo.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 3.
7.Artikel 12, tweede lid, van de Dvo.
9.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 6 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3007, r.o. 7.
10.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 20 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1853, r.o. 3.4.3.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:132, recentelijk bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:909.