In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Chinese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij in België geen adequate opvang zal krijgen en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden gehanteerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 februari 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij bij overdracht aan België een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser in België opvang zal krijgen, vooral gezien de recente interim measures van het EHRM die wijzen op een problematische opvangsituatie voor asielzoekers in België. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed.