ECLI:NL:RBDHA:2023:2115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL23.3446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 12 oktober 2022 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 10 februari 2023 heeft gesloten. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring voortduurt en dat hij recht heeft op schadevergoeding.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de staatssecretaris niet verplicht is om schriftelijk te motiveren waarom de maatregel van bewaring voortduurt, zolang de rechter ambtshalve kan toetsen of aan de rechtmatigheidsvoorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende feitelijke informatie heeft verstrekt om de ambtshalve beoordeling mogelijk te maken. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de maatregel onrechtmatig is, vooral omdat hij niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en zijn originele paspoort niet ter beschikking stelt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3446

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 6 februari 2023 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop bij schrijven van 7 februari 2023 op gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het
onderzoek op 10 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te
hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij de maatregel van bewaring en het voortduren ervan al eerder heeft getoetst. [1] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg)beroep, 2 januari 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder op onjuiste wijze invulling heeft gegeven aan het arrest C,B en X van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder Hof van Justitie), [2] door in het M120-formulier geen actuele en expliciete motivering op te nemen waarom niet alsnog is volstaan met de oplegging van een lichter middel. Verweerder heeft daarom niet, dan wel onvoldoende, aan zijn bewijslast voldaan. Ter onderbouwing verwijst eiser naar drie uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van respectievelijk 14 en 15 november 2022 [3] en 2 december 2022. [4] Eiser voert verder aan dat hij wel degelijk redenen heeft aangevoerd waarom aan hem een lichter middel zou kunnen worden opgelegd. Eiser heeft tijdens het vertrekgesprek op 18 januari 2023 immers verklaard dat hij een geldig Marokkaans paspoort heeft waarmee hij de EU kan en wil verlaten, om vervolgens vanuit Marokko een verblijfsvergunning aan te vragen voor verblijf bij zijn partner. In de voortgangsrapportage had kenbaar gemotiveerd dienen te worden waarom verweerder in deze door eiser aangedragen omstandigheden geen reden heeft gezien om aan hem een lichter middel op te leggen.
5. Uit het arrest C, B en X van het Hof van Justitie volgt dat de rechter ambtshalve de naleving van de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het opleggen van de maatregel van bewaring toetst, op basis van het dossier en wat daarnaast in beroep door partijen naar voren is gebracht. [5] Bij voortduring van de maatregel toetst de rechter op dezelfde wijze ambtshalve of nog steeds aan alle rechtmatigheidsvoorwaarden wordt voldaan.
6. Uit genoemd arrest volgt naar het oordeel van de rechtbank niet de verplichting voor verweerder om zijn standpunt over de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel schriftelijk te motiveren. [6] Die verplichting volgt evenmin uit het nationale bestuursrecht. De vereiste periodieke controle van de rechtmatigheid van de maatregel hangt samen met het vrijheidsbenemende karakter ervan. Het voortduren van de maatregel roept als zodanig echter geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven. Van een nieuw besluit is dus geen sprake, zodat een onderzoek door de rechter naar een voldoende draagkrachtige motivering van het bestuursorgaan evenmin aan de orde is. Verweerder dient slechts aan de rechter de feitelijke informatie te verstrekken die de rechter in staat stelt om zijn ambtshalve beoordeling van de voortdurende vrijheidsbeneming uit te voeren. Dit neemt overigens niet weg dat verweerder de maatregel zelf zal moeten beëindigen, zodra zich feiten en omstandigheden voordoen die hiertoe aanleiding moeten geven. Zolang hij dat niet doet, is hiermee het standpunt van verweerder gegeven dat die aanleiding niet bestaat. Het ontbreken op voorhand van een verdere motivering van dat standpunt verhindert niet de ambtshalve toetsing door de rechter. Voor zover nodig wint deze hiertoe nadere informatie in bij partijen.
7. De feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de in dit geval overgelegde voortgangsrapportage van 6 februari 2023 hebben verweerder niet doen besluiten tot beëindiging van de maatregel. Het is aan de rechtbank om op basis van deze informatie en wat overigens door partijen in beroep naar voren is gebracht te beoordelen of het voortduren van de maatregel sinds het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 2 januari 2023 op enig moment als onrechtmatig is aan te merken.
8. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat sinds 5 januari 2023 de vingerafdrukken van eiser beschikbaar zijn voor de onderbouwing van de LP [7] -aanvraag. Daarnaast blijkt hieruit dat verweerder sinds 17 oktober 2022 in het bezit is van een kopie van een op eisers naam gesteld Marokkaans paspoort. Op 18 januari jl. heeft eiser in een vertrekgesprek echter nogmaals verklaard dat zijn originele paspoort in een huis van een vriend ligt en dat hij niet bereid is om dit paspoort af te geven aan DT&V. [8] Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij zijn vertrek naar Marokko zelf wil regelen en dat hij voornemens is om vanuit Marokko een verblijfsvergunning aan te vragen voor verblijf bij zijn Poolse vriendin.
9. Vooropgesteld wordt dat eiser nog immer geen rechtmatig verblijf heeft en dat zich nog steeds gronden voordoen op basis waarvan een risico op onttrekking wordt aangenomen.
10. De uit de voortgangsrapportage gebleken feiten en omstandigheden leiden niet tot de conclusie dat alsnog met een lichter middel zou moeten worden volstaan. Van belang hierbij is dat eiser nog altijd weigert om mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit aan de hand van zijn gestelde originele paspoort. Zolang niet is vast komen te staan dat eiser inderdaad in het bezit is van een geldig paspoort, zal hij ook niet zelfstandig kunnen reizen naar Marokko.
11. Voor zover de Marokkaanse autoriteiten op basis van de sinds 5 januari 2023 beschikbare gegevens zouden kunnen overgaan tot afgifte van een LP, geldt dat de beoordeling van deze gegevens tijd vergt, waarbij van invloed is dat recent door DT&V relatief veel aanvragen voor een LP zijn gedaan bij de Marokkaanse autoriteiten. De sinds 5 januari 2023 verstreken tijd is niet zodanig dat aan de afgifte van een LP in eisers geval moet worden getwijfeld. Onder de gegeven omstandigheden kan ook niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld sinds de beoordeling van het laatste vervolgberoep. Het is daarbij eiser die tot op heden weigerachtig is om zijn vertrek te bespoedigen door zijn gestelde paspoort niet ter beschikking van DT&V te stellen.
12. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraken van 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11419, 9 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13532 en 5 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:150.
2.Van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
5.Zie rechtsoverweging 94 van het arrest C,B en X van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
6.Zie in vergelijkbare zin de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 14 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13544.
7.Laissez-Passer.
8.Dienst Terugkeer en Vertrek.