ECLI:NL:RBDHA:2022:13532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
NL22.24375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die op 12 oktober 2022 aan eiser, een Marokkaanse staatsburger, was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 6 december 2022 gesloten. De rechtbank heeft eerder, op 28 oktober 2022, de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De huidige toetsing richtte zich op de periode na het sluiten van dat onderzoek.

Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld in de uitvoering van de maatregel. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende stappen had ondernomen, waaronder het versturen van rappel en het voeren van gesprekken met eiser. Eiser had geweigerd om mee te werken aan de afgifte van vingerafdrukken en had zijn Marokkaanse paspoort niet afgegeven, wat de uitzetting frustreerde. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was in de te toetsen periode.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 6 december 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 28 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11419) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Voortvarend handelen
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit het M120-formulier en de beschikking regulier van 12 augustus 2021 blijkt dat verweerder beschikt over een kopie van het op 25 september 2020 aan eiser afgegeven Marokkaans paspoort. Deze kopie is niet ingebracht in deze procedure, noch in de eerdere procedures. [1] De identiteit en nationaliteit van eiser staan derhalve vast. Het is zonder nadere toelichting onbegrijpelijk dat in dit individuele geval niet per 12 oktober 2022 (de datum van oplegging van de maatregel van bewaring) dan wel 19 oktober 2022 (datum verzending van de LP-aanvraag) een LP of vervangend reisdocument kon worden verkregen. Het voortduren van de maatregel is na 28 oktober, subsidiair 29 november 2022 onrechtmatig.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank wijst hierbij op het verstuurde rappel en de gehouden (vertrek)gesprekken. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 24 oktober 2022 schriftelijk gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten op 11 november 2022. Daarnaast heeft verweerder op 15 november (nogmaals) geprobeerd om vingerafdrukken af te nemen bij eiser. Hieraan heeft eiser geen medewerking verleend. Op 16 november 2022 heeft verweerder een vertrekgesprek gevoerd met eiser, waarin hij nogmaals heeft aangegeven niet mee te willen werken aan de afgifte van vingerafdrukken. Dat verweerder de kopie van het Marokkaanse paspoort niet heeft ingebracht in de verschillende procedures betreffende bewaring, doet niet af aan de voortvarendheid van het handelen van verweerder. Verweerder heeft gelet op het voorgaande immers voldoende handelingen verricht om eiser te kunnen uitzetten naar Marokko. Door niet mee te werken aan de afgifte van vingerafdrukken frustreert eiser de uitzetting. Daarbij komt dat eiser heeft geweigerd om zijn Marokkaanse paspoort af te geven waarover hij zegt te beschikken. [2]
Ambtshalve toetsing
5. De rechtbank ziet ambtshalve [3] geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Slotsom
6. Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.NL22.20770 en NL22.20852.
2.Zie pagina 4 van de voortgangsrapportage.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.