ECLI:NL:RBDHA:2023:18115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL23.34622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023, in de zaak met nummer NL23.34622, wordt de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van de eiser beoordeeld. De maatregel van bewaring is opgelegd op 6 maart 2023 en is eerder getoetst in verschillende vervolgprocedures. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 november 2023 gesloten en beslist dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de beroepsgronden van de eiser, die stelt dat er geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat er voldoende zicht op uitzetting naar Marokko is, aangezien de staatssecretaris regelmatig rappel heeft gedaan op de lopende lp-aanvraag en de zaak van eiser onder de aandacht is gebracht van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en verklaart dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 6 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 27 maart 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 13 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van
8 augustus 2023. [3] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van
24 oktober 2023. [4] Op het beroep tegen de vervolgkennisgeving is beslist bij uitspraak van 25 oktober 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 november 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
4.1.
Uit de uitspraak van 25 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 18 oktober 2023) rechtmatig was.
Is het voortduren van de maatregel onrechtmatig?
5. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn. Eiser betoogt dat hij al negen maanden van zijn vrijheid is beroofd zonder enige ontwikkeling. Zo is er geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten, is er geen presentatie geweest en is zijn nationaliteit niet bevestigd. Daarnaast is er geen toezegging van de Marokkaanse autoriteiten dat in het geval van eiser een laissez-passer (lp) zal worden afgegeven. Ook meerdere specifieke aandachtsverzoeken voor deze zaak hebben niet tot afgifte van een lp geleid.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar oordeel van de rechtbank is het voortduren van de maatregel rechtmatig. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [7] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels anders ligt. De lp-aanvraag van
8 maart 2023 loopt nog steeds. Uit de voortgangsrapportage blijkt ook dat de staatssecretaris regelmatig rappelleert op de lp-aanvraag, waarvan het meest recente rappel op 2 november 2023 was. Daarnaast is op 19 oktober 2023 de zaak van eiser nogmaals rechtstreeks onder de aandacht gebracht van de bevoegde autoriteiten in Marokko ter bevordering van het identiteitsonderzoek en de lp-afgifte. Dat nog niet bekend is wanneer een presentatie gepland staat, is onvoldoende voor de conclusie dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering in het geval van eiser ontbreekt. Daarnaast is het gegeven dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd onvoldoende voor de conclusie het zicht op uitzetting in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 27 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8613.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 13 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8747.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 8 augustus 2023, zaaknummer: NL23.21960.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16961.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 25 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16854.
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
7.ABRvS 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968 en ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
8.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.