RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. K. Nuninga).
Inleiding
1. De staatssecretaris heeft op 6 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
2. Bij besluit van 29 augustus 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd op grond van artikel 59, zesde lid, van de
Vw 2000.
3. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 27 maart 2023.Op het tweede (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 13 juni 2023.Op het derde (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van
8 augustus 2023.
4. Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
5. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank schriftelijk laten weten dat eiser afstand doet van het recht om nog persoonlijk door de rechtbank te worden gehoord. De rechtbank ziet dit bericht van de gemachtigde als afstandsverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Is verlenging van de maatregel rechtmatig?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de gronden die aan het verlengen van de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist. Wel heeft eiser de verlenging van de maatregel van bewaring betwist. Hiertoe voert hij het volgende aan.
6.1.Eiser voert allereerst aan dat de verlenging van de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat deze te laat heeft plaatsgevonden. Omdat eiser op 17 februari 2023 in bewaring is gesteld, moest de verlenging volgens eiser op 16 augustus 2023 ingaan en niet op 2 september 2023, zoals nu het geval is.
6.2.De rechtbank stelt vast dat eiser op 17 februari 2023 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59b van de Vw 2000 (asielaanvraag). Vervolgens heeft eiser op 6 maart 2023 zijn asielaanvraag ingetrokken. Hierop is de maatregel van bewaring op 6 maart 2023 opgeheven en is eiser op dezelfde dag opnieuw in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 (onrechtmatig verblijf). De rechtbank overweegt dat iedere bewaringsmaatregel waarin andere vereisten worden gesteld dan de daaraan voorafgaande bewaringsmaatregel geldt als een nieuwe maatregel tot inbewaringstelling. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) maakt dit dat voor de nieuwe inbewaringstelling ook weer een nieuwe termijn begint te lopen.De duur van de maatregel van bewaring wordt daarom berekend vanaf het moment van de oplegging van de nieuwe maatregel op 6 maart 2023. Bij een verlengingsbesluit als bedoeld in artikel 59, zesde lid, Vw 2000 wordt bovendien conform paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) de periode van inbewaringstelling op grond van artikel 59a of artikel 59b van de Vw 2000 buiten beschouwing gelaten. De periode van inbewaringstelling op grond van artikel 59b van de Vw 2000 telt niet mee, omdat deze inbewaringstelling niet de uitzetting als doel heeft. Nu de staatssecretaris op 2 september 2023 het verlengingsbesluit heeft genomen, is dit besluit tijdig genomen en heeft de belangenafweging dus tijdig plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
6.3.Daarnaast stelt eiser dat de termijn van bewaring op grond van artikel 15, zesde lid, van de Terugkeerrichtlijn slechts verlengd mag worden indien de betrokken onderdaan van een derde land niet meewerkt of indien de benodigde documentatie uit derde landen op zich laat wachten. Eiser stelt zich op het standpunt dat dat hij voldoende heeft meegewerkt. Eiser heeft geen problemen gehad tijdens zijn bewaring en heeft iedere maand een vertrekgesprek gevoerd met de regievoerder en daarbij al zijn gegevens correct verstrekt.
6.4.Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 mag de maatregel van bewaring met twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ter spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging zoals neergelegd in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000. De staatssecretaris wijst er in het verlengingsbesluit terecht op dat eiser geen inspanningen heeft verricht om zijn uitzetting te bespoedigen. Aan eiser is tijdens meerdere vertrekgesprekken gevraagd of hij informatie kan verstrekken en documenten kan overleggen voor het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit. Dit heeft hij tot op heden niet gedaan. In het vertrekgesprek van 17 augustus 2023 heeft eiser weliswaar aangegeven dat hij een trouwakte en papieren van zijn ouders op wil laten sturen, maar in het gesprek dat met eiser is gevoerd voorafgaande het nemen van het verlengingsbesluit heeft eiser aangegeven dat hij hier toch mee wacht. Verder is er geen enkele sprake van een actieve benadering naar de Marokkaanse autoriteiten en dat eiser tot op heden weigert zelf actie te ondernemen. Dat eiser iedere maand heeft meegewerkt met het vertrekgesprek, maakt dit niet anders. Hiermee geeft eiser, gelet op het voorgaande, onvoldoende invulling aan zijn medewerkingsverplichting.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
7. Eiser stelt tot slot dat er binnen een redelijke termijn geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat hij nu al acht maanden in bewaring verblijft en er tot op heden geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten is gekomen op zijn aanvraag om een laissez-passer (lp). Zo is eiser nog niet gepresenteerd en is zijn nationaliteit niet bevestigd. Eiser betoogt dat nergens uit blijkt dat dit op korte termijn anders zal zijn.
7.1.Deze beroepsgrond slaagt niet. In het algemeen ontbreekt zicht op uitzetting naar Marokko niet.Verder zijn er ook geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank stelt vast dat de lp-aanvraag op 6 maart 2023 is verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Het enkele feit dat er nog geen lp is afgegeven, wil niet zeggen dat er helemaal geen zicht meer is op de afgifte van een lp. Daar komt bij dat, zoals de staatssecretaris op zitting heeft toegelicht, via de Dienst Terugkeer & Vertrek bekend is geworden dat niet voor alle lp-aanvragen een presentatie nodig is. Dat eiser niet gepresenteerd is, betekent dus niet dat het onderzoek hierdoor stil ligt. De staatssecretaris heeft verder toegelicht dat op 5 juli 2023 gesprekken zijn gevoerd met de Marokkaanse autoriteiten om eisers zaak onder de aandacht te brengen. Hieruit volgt dat nog altijd de mogelijkheid bestaat dat de Marokkaanse autoriteiten aan eiser een lp zullen verstrekken. Daarbij komt dat de staatssecretaris meermaals de Marokkaanse ambassade heeft gerappelleerd, waarbij het laatste rappel van 21 september 2023 dateert. Het voorgaande is voldoende om aan te nemen dat zicht op uitzetting niet ontbreekt.