ECLI:NL:RBDHA:2023:8747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 juni 2023, wordt het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel, opgelegd op 6 maart 2023, is eerder getoetst op 27 maart 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 juni 2023 aangegeven dat er 75 dagen zijn verstreken zonder dat er beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 8 juni 2023 en bepaald dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank beschouwt de kennisgeving van de staatssecretaris als een beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel. Op basis van artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt aangenomen dat de vreemdeling beroep heeft ingesteld zodra de rechtbank de kennisgeving ontvangt. De rechtbank toetst of het voortduren van de maatregel rechtmatig is, waarbij zij de beroepsgronden van eiser in overweging neemt.

Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting en dat er geen overleg is geweest met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage en de gesprekken die zijn gevoerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 6 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder – bij uitspraak van 27 maart 2023 [1] – getoetst.
1.2.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 2 juni 2023 laten weten dat 75 dagen zijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarom heeft de staatssecretaris verzocht om te beoordelen of de bewaring kan voortduren (de vervolgkennisgeving). Daarbij heeft de staatssecretaris een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 8 juni 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank merkt de kennisgeving aan als een beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Uit artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 volgt dat de vreemdeling geacht wordt beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zodra de rechtbank de (eerste) kennisgeving heeft ontvangen. Omdat de vervolgkennisgeving (nog) niet in de Nederlandse wet- of regelgeving is opgenomen, past de rechtbank deze regel op overeenkomstige wijze toe op de vervolgkennisgeving.
3. De rechtbank beoordeelt daarom of het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden.
4. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
5.1.
Uit de uitspraak van 27 maart 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 21 maart 2023) rechtmatig is.
Is het voortduren van de maatregel gerechtvaardigd?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Er is geen overleg geweest met de Marokkaanse autoriteiten over de voortgang van de laissez-passer aanvraag. Dat er gerappelleerd is, is volgens eiser onvoldoende.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 30 mei 2023 blijkt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend ‘de vinger aan de pols’ houdt. Zo zijn er na 21 maart 2023 op 11 april en 15 mei 2023 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. Uit deze gesprekken zijn geen omstandigheden gebleken waardoor de maatregel van bewaring niet langer zou kunnen voortduren. Dat de staatssecretaris niet op ‘dossierniveau’ contact heeft gelegd met de Marokkaanse autoriteiten terwijl dat wel had gemoeten, volgt de rechtbank niet. Er is in de concrete zaak van eiser gerappelleerd op 15 maart, 4 april, 26 april en 17 mei 2023. Zeker in aanmerking genomen dat uit het verslag van het vertrekgesprek van 15 mei 2023 blijkt dat eiser ontkent uit Marokko te komen en stelt Algerijn te zijn, bestaat er geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 27 maart 2023, NL23.7206 (niet gepubliceerd).
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.