ECLI:NL:RBDHA:2023:17381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.33715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W.H. Bodt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling in het kader van uitzetting naar Tunesië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 1 augustus 2023 en is eerder getoetst in uitspraken van 21 augustus en 2 oktober 2023. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 31 oktober 2023 gesloten en beslist dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure van eiser naar Tunesië.

Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, omdat er sinds 7 september 2023 geen vertrekgesprekken meer hebben plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris wel degelijk regelmatig contact heeft gehad met de Tunesische autoriteiten en dat er een vlucht voor eiser is geregeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, ondanks het feit dat eiser meent dat er minimaal één vertrekgesprek per maand moet plaatsvinden.

Daarnaast stelt eiser dat er geen zicht is op uitzetting, omdat er geen laissez-passer (lp) is verstrekt door de Tunesische autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt, aangezien er geen bewijs is dat de Tunesische autoriteiten de aanvraag voor een lp buiten behandeling hebben gesteld. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting, wat bijdraagt aan het voortduren van de maatregel van bewaring. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33715

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 1 augustus 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 21 augustus 2023. [1] Op het eerste (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 2 oktober 2023. [2]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 31 oktober 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
5. Uit de uitspraak van 2 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 25 september 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Hiertoe voert hij aan dat de staatssecretaris sinds 7 september 2023 geen vertrekgesprekken meer met eiser heeft gevoerd. Het laatste vertrekgesprek is van bijna twee maanden geleden, terwijl de staatssecretaris één keer per maand minimaal een vertrekgesprek met eiser dient te voeren.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het laatste vertrekgesprek met eiser heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. Daarnaast heeft de staatssecretaris regelmatig gerappelleerd aan de Tunesische autoriteiten, waarvan de laatste keer op
12 oktober 2023 heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft op 2 oktober 2023 een vlucht voor eiser geregeld. Daarnaast is de laissez-passer (lp) op 17 oktober 2023 ontvangen. Op 18 oktober 2023 stond de vlucht gepland naar Tunesië, maar eiser is geweigerd door de kapitein van het vliegtuig omdat eiser zich aan boord heeft verzet en heeft geschreeuwd. Na de frustratie van de uitzetting door eiser heeft de staatssecretaris op 19 oktober 2023 een nieuwe vlucht geboekt en op 23 oktober 2023 aan de diplomatieke vertegenwoordiger van Tunesië verzocht om een nieuwe lp. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris op deze wijze voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting van eiser. Het betoog van eiser dat er minimaal één vertrekgesprek moet worden gevoerd per maand, maakt dit niet anders. Als uitgangspunt bij de beoordeling van de voortvarendheid stelt de rechtbank voorop dat de staatssecretaris daadwerkelijke handelingen verricht die zien op de uitzetting. Hieronder valt het vertrekgesprek en rappelleren, maar ook het invullen en/of verzenden van een aanvraag om een verlening van een lp [4] en het boeken van een vliegticket. [5] Met het indienen van de nieuwe lp-aanvraag, de rappellen die hebben plaatsgevonden en het boeken van een nieuwe vlucht heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
7. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De staatssecretaris heeft namelijk een vlucht gepland zonder dat een lp is verstrekt. Eiser stelt dat hij de Tunesische autoriteiten heeft gesproken en dat ze aan hem hebben verteld dat er geen lp wordt afgegeven. De vorige keer is hij met geweld en druk naar het vliegveld gebracht, waardoor hij nog afdrukken van de handboeien heeft. Dat de staatssecretaris stelt dat er een toezegging is door de Tunesische autoriteiten dat een lp wordt afgegeven, klopt niet volgens eiser.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië niet ontbreekt. Niet is gebleken dat door de autoriteiten van Tunesië in het algemeen of voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven. Dat de Tunesische autoriteiten nog geen lp hebben verstrekt is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting in het individuele geval van eiser ontbreekt. Het betoog van eiser dat de Tunesische autoriteiten aan hem hebben verteld dat er geen lp wordt verstrekt aan hem, volgt de rechtbank niet. Het is namelijk niet gebleken dat de Tunesische autoriteiten de nieuwe lp-aanvraag buiten behandeling hebben gesteld. De staatssecretaris dient daarom in de gelegenheid te worden gesteld de bewaring voort te zetten in afwachting van het resultaat van de lp-aanvraag. In de niet onderbouwde stelling van eiser, dat hij met geweld naar het vliegtuig zou zijn gebracht en dat hij afdrukken van handboeien heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Dat heeft eiser niet gedaan. Door zijn vlucht te frustreren door zich te verzetten, belemmert eiser zijn terugkeer. Het zicht op uitzetting is alleen al daarom in beginsel gegeven. [6] Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.H. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 21 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12705.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 2 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16183.
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.ABRvS 25 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9924, r.o. 2.4.1.
5.ABRvS 28 augustus 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ6909.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS 22 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV3295 en de uitspraak van de ABRvS 23 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI3894.
7.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.