ECLI:NL:RBDHA:2023:16183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 1 augustus 2023 en is eerder getoetst in een uitspraak van 21 augustus 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris een voortgangsrapportage heeft overgelegd en dat eiser hierop heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 25 september 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat hij al langer dan zes maanden in bewaring verblijft en dat er een verzwaarde belangenafweging moet plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris deze belangenafweging tijdig heeft gemaakt en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser heeft geen medewerking verleend aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, wat de staatssecretaris heeft gemotiveerd in de voortgangsrapportage.

Eiser heeft ook betoogd dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een vlucht te plannen zonder dat er een laissez-passer was verkregen. De rechtbank oordeelt dat het boeken van een vlucht zonder een lp niet ongebruikelijk is en dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft verder aangevoerd dat het zicht op uitzetting ontbreekt, maar de rechtbank oordeelt dat er wel degelijk zicht op uitzetting is, mits eiser meewerkt aan zijn uitzetting.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29529

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 2 oktober 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 1 augustus 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 21 augustus 2023. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 25 september 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
5. Uit de uitspraak van 21 augustus 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 15 augustus 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris een verzwaarde belangenafweging gemaakt?
6. Eiser voert aan dat hij al langer dan zes maanden in bewaring verblijft en daarom een verzwaarde belangenafweging moet plaatsvinden. Dit heeft de staatssecretaris ten onrechte niet gedaan.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris niet gehouden was om een verlengingsbesluit te nemen. Er is sprake van een inbewaringstelling op verschillende grondslagen, zodat van een voortzetting van een maatregel geen sprake is geweest. De huidige maatregel is op 1 augustus 2023 opgelegd, zodat de zesmaandentermijn ten aanzien van die maatregel nog niet is overschreden. Uit paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt echter dat er een belangenafweging moet worden gemaakt wanneer de totale duur van de maatregel van bewaring, aaneengesloten zes maanden heeft geduurd. Deze belangenafweging moet volgens paragraaf A5/6.8 van de Vc 2000 kenbaar worden gemaakt in het model M120 na zes maanden inbewaringstelling. Ook uit de uitspraak van 31 januari 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] (Afdeling) volgt dat de staatssecretaris gehouden is een verzwaarde belangenafweging te maken op de datum van het verstrijken van de zesmaandentermijn, waarbij de gehele periode van inbewaringstelling wordt betrokken, ook als de vreemdeling op verschillende grondslagen in bewaring is gesteld. Verder oordeelt de Afdeling dat die belangenafweging in verband met kenbaarheid en toetsbaarheid uit het dossier moet blijken. [4] Indien dit ten onrechte achterwege wordt gelaten wordt de vreemdeling in zijn belangen geschaad. Dit heeft tot gevolg dat de inbewaringstelling vanaf het moment van het verstrijken van de zesmaandentermijn onrechtmatig is.
6.2.
De rechtbank overweegt dat eiser vanaf 8 maart 2023 in bewaring zit op verschillende grondslagen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de verzwaarde belangenafweging (anders dan eiser stelt) tijdig, namelijk op 1 september 2023 heeft gemaakt, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage (M120) van 19 september 2023. De staatssecretaris heeft zich toen op het standpunt gesteld dat de maatregel voort moet duren, omdat eiser geen enkele medewerking heeft verleend aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit of zijn terugkeer naar Tunesië. Verder heeft eiser zelf geen enkele actie ondernomen om aan documenten te komen. Ook heeft eiser na inbewaringstelling meerdere procedures gestart ter verkrijging van een verblijfstitel met het doel om de uitzetting of de verkrijging van een reisdocument te vertragen. Tijdens de gevoerde vertrekgesprekken voorafgaand aan het verstrijken van de zesmaandentermijn zijn geen omstandigheden aangevoerd naar aanleiding waarvan de bewaringsmaatregel niet langer zou kunnen voortduren. Daarom is de belangenafweging in het voordeel van de staatssecretaris uitgevallen. Dit heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. Eiser heeft verder de inhoud van de verzwaarde belangenafweging niet betwist. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
Heeft de staatssecretaris onzorgvuldig gehandeld?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een vlucht te plannen voordat een laissez-passer (lp) is verkregen. Dat heeft de staatssecretaris ten onrechte gedaan. Daarnaast betoogt eiser dat de staatssecretaris misleidende uitspraken heeft gedaan door hem te vertellen dat er wel een lp is afgegeven. Eiser heeft naar aanleiding hiervan contact opgenomen met de Tunesische consul. Die heeft aangegeven dat er nog geen lp is verstrekt. Eiser stelt dat hij vervolgens is meegenomen naar Schiphol. Toen hij niet mee mocht met de vlucht door het ontbreken van een reisdocument, is de vlucht geannuleerd en werd hij terug gebracht naar het detentiecentrum in Rotterdam.
7.1.
De rechtbank overweegt dat uit de voortgangsrapportage volgt dat de afdeling DIA op 6 september 2023 bericht heeft ontvangen van de diplomatieke vertegenwoordiger van Tunesië, dat de nationaliteit van eiser is bevestigd. Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris een vlucht geboekt. Een lp was op dat moment niet afgegeven. Het boeken van een vlucht voordat een lp is afgegeven is op zichzelf niet ongebruikelijk. Uit de M120 volgt bijvoorbeeld dat uiterlijk een week voor vertrek vluchtgegevens moeten worden doorgegeven aan DIA, zodat de lp kan worden geregeld. Op die manier is het mogelijk de vluchtgegevens op de lp te vermelden. Uit het e-mailbericht van de staatssecretaris van 21 september 2023 aan de gemachtigde van eiser volgt ook niet dat de vlucht is geannuleerd omdat er niet van tevoren een lp was geregeld, maar dat de vlucht is geannuleerd omdat dit niet meer tijdig lukte. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn betoog dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een vlucht te boeken terwijl de lp nog niet was verstrekt. Overigens valt niet zonder meer in te zien waarom dit tot de slotsom zou moeten leiden dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. Eiser heeft dit ook niet gesteld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
8. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Er is namelijk na zes maanden nog geen lp afgegeven en dit zal ook niet op korte termijn gebeuren.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië niet ontbreekt. De rechtbank overweegt dat de lp aanvraag in behandeling is en dat de nationaliteit van eiser door de Tunesische autoriteiten op 7 september 2023 is bevestigd. Niet is gebleken dat door de autoriteiten van Tunesië in het algemeen of voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven. Dat de Tunesische autoriteiten nog geen lp hebben verstrekt is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting in het individuele geval van eiser ontbreekt. Verder mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Dat heeft eiser niet gedaan. Door deze manier van handelen belemmert eiser zijn terugkeer. Het zicht op uitzetting is alleen al daarom in beginsel gegeven. [5] Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 21 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12705.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.ABRvS 31 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:292.
4.ABRvS 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1336.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AV3295) en de uitspraak van 23 april 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BI3894)
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.