Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 april 2022, met productie 1 tot en met 29;
- de gespecificeerde kostenopgave tot en met 12 april 2022 van BMS, ingekomen bij de griffie op 13 april 2022;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens akte houdende overlegging producties, ingekomen bij de griffie op 20 april 2022, met productie 1 tot en met 11;
- de tussentijdse kostenspecificatie van Sandoz, met twee bijlagen, ingekomen bij de griffie op 20 april 2022;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van BMS, ingekomen bij de griffie op 22 april 2022, met productie 30 tot en met 37;
- de mondelinge behandeling van 26 april 2022, die door sommige belangstellenden per video is bijgewoond, en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities van BMS en Sandoz. Van de pleitnotities van Sandoz zijn de paragrafen 92 tot en met 100, 103 tot en met 107 en 113 tot en met 117 niet gepleit.
2.De feiten
Lactam-containing compounds and derivatives thereof as factor Xa inhibitors’. De aanvraag doet een beroep op het prioriteitsdocument US 60/324165 van 21 september 2001 en bevat – onder meer – de volgende passages:
(…)
H-pyrazole-[3,4-
c]pyridine-3-carboxamide;
Apixaban desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zout’ (hierna: het ABC). Het ABC zal ingaan op 17 september 2022 en is van kracht tot en met 19 mei 2026.
Nitrogen containing heterobicycles as factor Xa inhibitors’. De uitvinders zijn afkomstig uit dezelfde onderzoeksgroep als de uitvinders van EP 415. WO 131 bevat – onder meer – de volgende passages: [15]
Thromb. Res.1979,
15, 617-629), inhibition of factor Xa may be more efficient than inactivation of thrombin in interrupting the blood coagulation system.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
Bevoegdheid
6.De verdere beoordeling in conventie
Provisionele voorzieningen
status quodie nu eenmaal de vermelding in de G-standaard behelst.
ab initioimplausible” toets zou worden gehanteerd zoals in de verwijzingsbeslissing van G2/21 is geformuleerd. Zij heeft daarbij gewezen op
Ajinomoto/Globalvan het Hof Den Haag (hieronder worden niet alleen r.o. 6.6. maar ook de daaraan voorafgaande r.o. 6.4 en 6.5 weergegeven): [34]
ab initio) “plausibilieit” is bedoeld. In Leo Pharma/Sandoz wordt de betreffende r.o. 4.18 voorafgegaan door 4.17 waar nu juist de in de vorige rechtsoverweging bedoelde positieve
ab initioplausibel-toets is geformuleerd. Het hof respondeert in r.o. 4.18 slechts op wat Sandoz over de plausibiliteit had gesteld (omdat op haar de stelplicht en bewijslast rust) en dat onvoldoende bevonden. Hetzelfde geldt voor de overwegingen in DR/Samsung waarop BMS wijst. Het hof legt daar uit dat het niet onaannemelijk is dat het probleem van de ophoping (dat als zodanig wordt genoemd in het betreffende octrooi, zie r.o. 4.2.14) in het octrooi wordt opgelost. DR had ook in die zaak zodoende niet aan haar stelplicht voldaan. In de Ajinomoto/Global lag de zaak in zoverre anders dat voor het hof vaststond dat een tweetal aminozuren (in drie micro-organismen) werkte, waardoor een extrapolatie naar andere aminozuren en micro-organismen niet onaannemelijk was. Als daar al sprake is van enige plausibiliteitsvraag werd deze derhalve aangenomen op basis van de als werkend gekenschetste voorbeelden. Bovendien had het ook hier vooral betrekking op het niet voldoen aan de stelplicht en bewijslast door Global, wat in de negatieve vorm door het hof werd geformuleerd.
post published datakan worden gedaan om dat effect alsnog te onderbouwen. Zie Rechtbank Den Haag Teva / Sanofi (irbesartan): [37]
(…)
4.25 Uit het voorgaande volgt dat het door Nutrition gestelde technische effect van de uitvinding volgens EP 371, dat een mengsel van gelijke hoeveelheden C8 en C10 in vrije vorm betere antimicrobiële en selectieve werking heeft dan wanneer de zoutvorm van die vetzuren wordt gebruikt, niet in de oorspronkelijke aanvrage is geopenbaard, laat staan aannemelijk gemaakt. Bij die stand van zaken kan geen beroep worden gedaan op de onderzoeken die na de aanvraagdatum van EP 371 zijn uitgevoerd om de gestelde technische effecten die met de maatregelen volgens EP 371 zouden worden bereikt te onderbouwen.”
post published evidenceheeft het over “that the teaching [of the application] solves the problem it purports to solve”. In WO 652 wordt echter geen enkel probleem specifiek benoemd (ten opzichte van de stand van de techniek van WO 131) dat wordt gesteld (vrij naar ‘purported’) te worden opgelost door de daarin geclaimde verbindingen, laat staan specifiek apixaban.
Compounds tested in the above assay are considered to be active if they exhibit a Ki of ≤ 10 μM.Preferred compounds of the present invention have Ki’s of ≤ 1 μM. More preferred compounds of the present invention have Ki’s of ≤ 0.1 μM. Even more preferred compounds of the present invention have Ki’s of ≤ 0.01 μM. Still more preferred compounds of the present invention have Ki’s of ≤ 0.001 μM.
Using the methodology described above, a number of compounds of the present invention were found to exhibit Ki’s of ≤ 10 μM, thereby confirming the utility of the compounds of the present invention as effective Xa inhibitors.”
post published evidencevan BMS niet kunnen meewegen zoals hiervoor overwogen. Zodoende is even onzeker dat de bodemrechter enig voordelig of verrassend effect zal meetellen in het kader van de inventiviteitstoets. Bij de huidige stand van de jurisprudentie in Nederland zoals hiervoor besproken acht de voorzieningenrechter dat zelfs tamelijk onwaarschijnlijk. Eigenlijk is het meest aansprekende argument van BMS dat bij haar octrooi geen sprake is van een speculatieve uitvinding zodat geen plausibiliteitsvereiste gesteld behoort te worden. Dat is zeker geen onsympathiek argument. Maar er valt echter onmiddellijk tegenin te brengen dat er geen enkele reden was om de voordelige resultaten van Ki-metingen niet op te nemen in de aanvrage. Ze waren immers al geruime tijd beschikbaar. [44] BMS heeft er desgevraagd ter zitting ook geen reden voor kunnen geven, anders dan dat dit destijds niet gebruikelijk zou zijn geweest. De voorzieningenrechter is er echter bepaald niet van overtuigd geraakt dat het beschrijven van voordelige effecten in de aanvrage voor een octrooi, zeker bij een selectieuitvinding, destijds nog onvoldoende op de radar stond van de octrooigemachtigden in dit veld. Minst genomen had naar voorlopig oordeel in de aanvrage iets kunnen en moeten worden opgenomen over dat er gunstige Ki’s (in het nanomolaire bereik) waren gevonden bij de geselecteerde verbindingen zodat een gemiddelde vakman ook getriggerd zou zijn geweest om die verbindingen te testen. Dit geldt temeer omdat thans in de aanvrage eigenlijk alleen maar een wens tot nanomolaire Ki’s is opgeschreven en voorts dat Ki’s tot in het micromolaire bereik waren gevonden, verre van interessant derhalve. Het heeft er nu alles van dat die informatie om een andere reden is weggelaten, bijvoorbeeld om in wezen (zo lang mogelijk) geen openheid te geven over de gedane uitvinding. Hoewel het uiteindelijk verleende octrooi enkel nog ziet op apixaban, staat (dus) ook daarin nog altijd niet met zoveel woorden waarom die verbinding zo interessant is. Dat een en ander doet geweld aan de zogenaamde
quid pro quoof
patent bargainin het octrooirecht (de aanvrager verkrijgt zijn monopolie in ruil voor openbaarmaking van de uitvinding).