Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
Pharmaceutical composition for dermal use comprising calcipotriol and betamethasone for treating psoriasis”. Het octrooi is verleend op 18 september 2013 op een aanvrage daartoe van 27 januari 2000, onder inroeping van prioriteit op basis van de nationale Deense aanvrage van 23 april 1999 met nummer DK 1999 00561(hierna: DK 561). Het octrooi heeft onder meer gelding in Nederland. De conclusies luiden in de oorspronkelijke Engelse taal als volgt:
Non-aqueous pharmaceutical composition for dermal use to treat psoriasis comprising a vitamin D, a corticosteroid and a solvent component’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
problem-and-solution-approach, die beide partijen ook hanteren in hun argumentatie. Daarbij gaat het hof er met partijen van uit dat de peildatum voor de beoordeling van de inventiviteit in dit geval de datum van aanvraag van het octrooi is (Leo doet in het kader van de inventiviteitsaanval uitdrukkelijk geen beroep op prioriteit). Overigens is gesteld noch gebleken dat het in dit geval voor de beoordeling van de inventiviteit relevant zou zijn of wordt uitgegaan van de aanvraagdatum of prioriteitsdatum.
Agrevo, paragraaf 2.4.2). Dat beginsel brengt ten eerste mee dat (nagenoeg) alle producten die onder de reikwijdte van de octrooiconclusie vallen inventief moeten zijn en zich dus moeten onderscheiden van uit de stand van de techniek bekende producten doordat zij het aangevoerde technische effect vertonen (idem, paragraaf 2.5.3 en 2.5.4). Ten tweede is van belang dat de bijdrage aan de stand van de techniek en inventiviteit moeten worden beoordeeld vanuit het perspectief van de gemiddelde vakman op de aanvraagdatum. Dat brengt mee dat effecten die de gemiddelde vakman op de aanvraagdatum niet in het octrooi zou hebben gelezen of die hij niet plausibel zou hebben gevonden op basis van het octrooischrift, buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de beoordeling van inventiviteit. De vereiste mate van aannemelijkheid van het effect is naar voorlopig oordeel niet in algemene termen aan te geven. Enerzijds is van belang dat van de uitvinder niet kan worden verwacht dat hij op de aanvraagdatum al volledig bewijs levert van een effect. Daarom wordt wel gesproken van een lage drempel. Anderzijds moet de drempel voldoende hoog zijn om te voorkomen dat inventiviteit wordt beoordeeld op basis van een uitvinding die pas na de aanvraagdatum is gedaan of geopenbaard, zoals wanneer de inventiviteit van het octrooi wordt ontleend aan stellingen over effecten die de gemiddelde vakman op de aanvraagdatum speculatief zou hebben gevonden. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat de gemiddelde vakman het octrooi leest in het licht van zijn algemene vakkennis. Dat brengt enerzijds mee dat een effect en de onderbouwing daarvan niet uitdrukkelijk in het octrooischrift hoeven te worden vermeld als het effect en de plausibiliteit daarvan voor de gemiddelde vakman op de aanvraagdatum evident waren op basis van zijn algemene vakkennis. Zo staat het in deze zaak buiten kijf dat het voor de gemiddelde vakman op de aanvraagdatum zonder meer plausibel was dat het geclaimde combinatieproduct therapietrouw verbetert, ook al verschaft het octrooischrift geen onderbouwing voor dat effect. Anderzijds moeten strengere eisen worden gesteld aan de onderbouwing van een effect in het octrooischrift in het omgekeerde geval dat een effect voor de gemiddelde vakman juist niet voor de hand lag op basis van zijn algemene vakkennis op de aanvraagdatum.
as indicated by the parties, no synergy can be attributed to the composition claimed over the combination known from D21[Ortonne, hof]’. Het hof begrijpt uit die overweging dat Leo in de oppositieprocedure ook zelf heeft aangegeven dat een synergetisch effect niet kan worden toegeschreven aan het combinatieproduct, laat staan dat dit effect voor de gemiddelde vakman plausibel is op basis van het octrooischrift. Leo heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij in deze procedure het tegengestelde standpunt inneemt en waarom het oordeel van de oppositieprocedure op dit punt niet kan worden gevolgd.
higher efficacy’ (paragraaf [0009]), ‘
a success of treatment of psoriasis hitherto unattainable’ (paragraaf [0012]), ‘
therapeutic advantages’ (paragraaf [0020]), ‘
faster onset of healing and a more effective healing of plaques’(paragraaf [0021]) en dat ‘
satisfactory medical treatment of skin disorders, such as psoriasis, can be attained in a shorter period of time’ (paragraaf [0022]). De in deze passages genoemde verbeteringen kunnen echter ook duiden op een additieve werking en de door het combinatieproduct verkregen verbeterde therapietrouw. De enige keer dat het octrooi wel uitdrukkelijk melding maakt van ‘
synergy’ (paragraaf [0022]), gaat het over de vermindering van bijwerkingen. Zoals ook Leo zelf benadrukt (pleitnota in hoger beroep, voetnoot 27), is de vermindering van bijwerkingen niet relevant voor de synergetische werkzaamheid van de actieve stoffen waar Leo op doelt.
nietook al optrad bij het bekende alternerende regime. Het octrooischrift openbaart echter geen gegevens over de werking van het alternerende regime. Dat de gemiddelde vakman wel een ‘theoretisch additief effect’ zou kunnen berekenen op basis van de in het octrooischrift vermelde gegevens over monotherapieën, is, anders dan Leo meent, niet relevant. Met die berekening wordt enkel vastgesteld wat de omvang van het effect van de therapie zou zijn
alsde stoffen in het alternerende regime additief zouden werken. Het gaat er echter om dat plausibel moet worden gemaakt
datde stoffen in het alternerende regime hooguit additief werken.
geensynergetisch effect zal optreden.
immediate application of a fresh preparation’, kan dat niet leiden tot een andere uitkomst. De conclusies 1 en 2 zijn niet beperkt tot vers bereide producten die onmiddellijk moeten worden toegediend. De conclusies omvatten ook instabiele producten die langere tijd worden bewaard, waarbij – anders dan in het alternerende regime van Ortonne – het stabiliteitsprobleem dus daadwerkelijk leidt tot afbraak van de actieve stof.
steltwel dat het geclaimde combinatieproduct therapeutische voordelen biedt ten opzichte van alternerende toediening (zie de hiervoor in r.o. 4.21 geciteerde paragrafen), maar het octrooischrift onderbouwt die stelling niet. Het octrooischrift openbaart bijvoorbeeld geen resultaten van onderzoek waarin de werking van het combinatieproduct wordt vergeleken met de werking van een alternerende toediening van calcipotriol en betamethason(dipropionaat). Evenmin openbaart het octrooischrift een mechanisme dat voor de gemiddelde vakman inzichtelijk maakt waarom het combinatieproduct beter zou werken dan alternerende toediening.
post-published evidenceniet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis en hoeft geen oordeel te worden gegeven over het betoog van Sandoz dat die effecten niet met voldoende mate van zekerheid blijken uit dat bewijsmateriaal.
Tetra Laval/Meyn, r.o. 3.4.2 en HR 21 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1705,
Boehringer/Kirin Amgen, r.o. 3.4). Enerzijds houdt dat in dat het enkele herhalen van al door de OD beoordeelde en verworpen argumenten en de enkele mogelijkheid van een andere beoordeling van die argumenten door de TKB onvoldoende is. Het zal ten minste aannemelijk moeten zijn dat de TKB anders zal oordelen dan de OD (
Boehringer/Kirin Amgen-arrest, r.o. 3.4). Anderzijds is voor het oordeel dat een gerede kans bestaat dat de TKB het octrooi zal herroepen niet slechts plaats in het geval dat Sandoz aannemelijk maakt dat de OD zodanige fouten heeft gemaakt dan wel op zulk belangrijk materiaal geen acht heeft geslagen (of heeft kunnen slaan) dat te verwachten is dat, waren die fouten niet gemaakt of het materiaal wel in de beschouwingen betrokken, het octrooi niet in stand was gebleven (
Tetra Laval/Meyn-arrest, r.o. 3.4.2). Een kennelijke misslag of novum is dus niet vereist.
nietinventief was, zelfs niet in combinatie met een bepaald oplosmiddel. Ook met dat negatieve oordeel over de inventiviteit van een combinatieproduct van calcipotriol en betamethason(dipropionaat) moet rekening worden gehouden.
pre-launch documents’ die ruim voor het aanbrengen van het kort geding waren uitgevoerd. In haar memorie van grieven in incidenteel appel heeft Sandoz naar voren gebracht dat het gaat om advieswerkzaamheden die Sandoz heeft laten verrichten voorafgaand aan de marktintroductie van haar product, onder meer in verband met de lopende oppositie tegen het moederoctrooi en het octrooi. Gesteld noch gebleken is dat er op het moment dat die werkzaamheden werden uitgevoerd, al sprake was van dreigend handhavend handelen door Leo, laat staan onrechtmatig (dreigen met) handhavend handelen. Integendeel, Leo heeft erop gewezen dat de advieswerkzaamheden zijn verricht voorafgaand aan haar sommatiebrief van 17 maart 2016. Een en ander bevestigt dat de werkzaamheden niet kunnen worden aangemerkt als (de voorbereiding van) een verweer tegen de in dit kort geding naar voren gebrachte vorderingen. Dat de werkzaamheden, nadat het kort geding aanhangig was gemaakt, ook nuttig bleken te zijn voor het verweer van Sandoz tegen die vorderingen, maakt – anders dan Sandoz meent – niet dat de kosten van kleur zijn verschoten en vanaf dat moment als in het kader van deze procedure gemaakte ‘inleeskosten’ kunnen worden gekwalificeerd.