Uitspraak
1.De procedure
- de beschikking voor een versneld regime in octrooizaken van 31 augustus 2012,
- de dagvaarding van 7 september 2012 (Teva),
- de akte houdende overlegging producties producties 1-30 tevens verdere toelichting van de feiten en stellingen van 10 oktober 2012 (Teva),
- de conclusie van antwoord van 19 december 2012 met producties 1-11 (Sanofi),
- de akte houdende overlegging producties 31-32 van 27 maart 2013 (Teva),
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 12-15 van 24 mei 2013 (Sanofi),
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 16-18 van 24 mei 2013 (Sanofi),
- de email van 10 mei 2013 van mr. Krens waarin mede namens Mr Swens is bericht “dat partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de redelijke en evenredige kosten van bovengenoemd geding: EUR 100.000”,
- de pleidooien van 24 mei 2013 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities, met in de pleitnota van Sanofi geschrapt de randnummers 147 t/m 159 welke niet zijn gepleit en de randnummers 194, 196 en 197 waartegen Teva bezwaar heeft gemaakt omdat daarin nieuwe, niet eerder ingenomen stellingen worden betrokken, welk bezwaar – zoals hierna zal blijken – wordt gehonoreerd.
2.De feiten
Dérivés hétérocycliques N-substitués, leur préparation, les compositions pharmaceutiques en contenant”, in het Nederlands: “N-gesubstitueerde heterocyclische derivaten, de bereiding hiervan, farmaceutische preparaten die deze bevatten”. EP 511 is verleend op 17 juni 1998 op een aanvrage van 20 maart 1991 en is vervallen op 20 maart 2011 wegens afloop van de maximale duur.
3.Het geschil
4.De beoordeling
verbeterdewerking is geopenbaard noch dat in feite al op de verbeterde werking is gehint of dat verbetering op de al gestelde werking zou voortborduren, zoals Sanofi nog ter zitting heeft gesteld onder verwijzing naar Guideline G-VII, 11. Indien de stelling van Sanofi zou worden gevolgd, zou dit immers betekenen dat eerst na aanvraag gebleken voordelen alsnog inventiviteit zouden kunnen verlenen aan het octrooi, hetgeen de octrooiaanvrager een ongerechtvaardigde voordeel zou geven.
useful therapeutic for the management of chronic AII dependent types of disease”is, kan niet als een indicatie gelden dat DuP 753 volgens Chiu et al. een eindpunt was. In hun studie was het de meest veelbelovende verbinding. Maar dat er geen structurele analogen zouden zijn met vergelijkbare of zelfs betere werking, valt daarin geenszins te lezen.
ex post facto-analyse. Zij wijst daarbij op Guidelines G-VII 5.3: