Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.TEVA B.V.,
PHARMACHEMIE B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 september 2021;
- de akte houdende overlegging producties van Bayer, ingekomen ter griffie op 9 september 2021, met producties EP01 tot en met EP20;
- de conclusie van antwoord in kort geding tevens akte overlegging producties, ingekomen ter griffie op 24 september 2021, met producties GP01 tot en met GP13;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van Teva c.s., ingekomen ter griffie op 13 oktober 2021, met producties GP14 tot en met GP16;
- de akte van antwoord en overlegging reactieve producties van Bayer, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2021, met producties EP21 tot en met EP47;
- de akte overlegging reactieve producties van Teva c.s., als ingekomen afgestempeld op de griffie op 25 oktober 2021, met producties GP17 en GP18;
- de e-mail van Teva c.s., mede namens Bayer, van 28 oktober 2021, waarin partijen hebben bericht dat zij zijn overeengekomen dat de proceskosten (aan beide zijden) € 120.000,- bedragen;
- de akte overlegging reactieve producties van Bayer, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2021, met producties EP48 tot en met EP52;
- de pleitnota van Bayer, ingekomen ter griffie op 1 november 2021;
- de pleitnota van Teva c.s., ingekomen ter griffie op 1 november 2021, met productie GP19;
- de reactie van Teva c.s. op de pleitnota van Bayer, ingekomen ter griffie op 2 november 2021, met producties GP20 en GP21;
- de akte houdende overlegging reactieve productie van Bayer, ingekomen ter griffie op 4 november 2021, met productie EP53;
- de digitale mondelinge behandeling via MCU-verbinding op 5 november 2021 met participatie van partijen, octrooigemachtigden en advocaten.
2.De feiten
Bayer en EP255
- A) de behandeling van hepatocellulair carcinoom (een vorm van leverkanker);
- B) de behandeling van patiënten met gevorderd niercelcarcinoom (een vorm van nierkanker) bij wie eerdere therapie gebaseerd op interferon-alfa of interleukine-2 faalde of die ongeschikt geacht worden voor deze therapie;
- C) de behandeling van patiënten met progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd voor radioactief jodium refractair schildkliercarcinoom (een vorm van kanker die uitgaat van de follikelcellen van de schildklier).
‘Aryl urea compounds in combination with other cytostatic or cytotoxic agents for treating human cancers’(hierna: WO 579 of de moederaanvrage) met een beroep op het prioriteitsdocument US 334,609 van 3 december 2001 (hierna: US 609). WO 579 is voortgezet als Europese octrooiaanvraag onder publicatienummer EP 1 450 799 (hierna: EP 799). Van EP 799 is een tweede generatie divisional afgesplitst onder publicatienummer EP 1 769 795 (hierna: EP 795).
‘Aryl urea compounds in combination with other cytostatic or cytotoxic agents for treating human cancers’. EP 255 is verleend op 22 augustus 2012 onder inroeping van het prioriteitsdocument US 609 van 3 december 2001. EP 255 is van kracht tot 2 december 2022.
omega-carboxyaryl substituted diphenyl ureas as raf kinase inhibitors”. Het Abstract Riedl et al., opgenomen in het blad “
Proceedings of the American Association for Cancer Results” (volume 42 onder nummer #4956 op blz. 923) in maart 2001, luidt als volgt:
Drugs targeted against protein kinases”, opgenomen in het blad “
Expert Opinion, Emerging Drugs” (volume 6, nummer 2, blz. 303-315) van oktober 2001 (hierna: Kumar). In deze publicatie is in een tabel – onder meer – de volgende informatie opgenomen:
Discovery of a novel Raf kinase inhibitor”, opgenomen in het vakblad Endocrine-Related Cancer in 2001 (nummer 8, blz. 219-225) (hierna: Lyons). Daarin is - onder meer - opgenomen:
Pharmaceutics: The Science of
Salt Selection and Optimisation Procedures for Pharmaceutical New Chemical Entities”, Organic Process Research & Development 2000, vol. 4, 427-435 (hierna: Bastin) is – onder meer – opgenomen:
Remington: the Science en Practice of Pharmacie”, 2000, 704-705 (hierna: Remington) is – onder meer – de volgende tabel opgenomen:
meer – de volgende overwegingen opgenomen:
The invention relates to sorafenib tosylateper se’.
Actavis v Lilly[2017] UKSC 48,
Icescape v Ice-World[2019] FSR 5 and
Liqwd Inc v L’Oreal UK Ltd[2018] EWHC 1394 (Pat), Birss J.
unilateral statement by the patentee, in words of his own choosing, addressed to those likely to have a practical interest in the subject matter of his invention.’(per Lord Diplock in
Catnic).
The invention relates to sorafenib tosylateper se.’ This is a clear signal that the patentee wishes to claim the sorafenib tosylate compound as is and without any limitation to a particular use.
per se.
per sei.e. without any restriction as to use.
Pharmaciaand
Idenix, where a particular activity is the defining characteristic of the class. There is no class here, nor any need to construe claim 12 so that it is limited to a particular activity or effect. Indeed, it is readily apparent that the patentee worded claim 12 deliberately broadly so that it was not limited to any particular use, activity or effect. Furthermore, my construction of claim 12 creates no inconsistency with the description of the invention in the specification. To the contrary: as I have indicated, my construction is entirely consistent with [0015].
per se.
S/he would have thought that sorafenib could have been formulated as the free base or a salt.
Accord v Medac, in this passage:
(…)
at least 2 and preferably 3’range, by reference to the pKa range for sorafenib (2.03-4.5). In essence, he explained that if the pKa was at the lower end of the range, the acid has to have a pKa which is much lower because ‘
we are in the region where it is going to be very difficult to get a salt to hold together. If we are at the 4.5 pKa… that becomes a little less critical.’ Hence he explained that if the drug substance has a pKa of around 6 or 7, then he would use his general rule of 2 as a difference; if around 4.5, he would be looking for an acid with a pKa difference of 2.5; if around 2, then he would be looking for a pKa difference of 3; and the purpose of the greater difference at the lower pKa values was to achieve a stable salt.
for the formation of a stable salt, it is widely accepted that there should be a minimum difference of about 3 units between the pKa value of the group and that of its counterion, especially where the drug substance is a particularly weak acid or base’and Berge: ‘
particularly important is the relative strength of the acid or base…these factors determine whether or not formation occurs and are a measure of the stability of the resulting salt’.
29 september 2021 hebben de Spaanse en Franse rechter het voorlopig inbreukverbod geweigerd omdat naar voorlopig oordeel conclusie 12 van het Spaanse respectievelijk Franse deel van EP 255 ongeldig is wegens gebrek aan inventiviteit.
3.Het geschil
weergegeven – dat Teva c.s. inbreuk maakt op conclusie 12 van EP 255 door opname van de generiek in de G-standaard.
continuationvan hetzelfde Amerikaanse octrooi en zijn inhoudelijk identiek. Omdat Bayer ten onrechte een beroep doet op de prioriteit van US 609, moet de geldigheid van conclusie 12 worden beoordeeld aan de hand van de beschikbare stand van de techniek op 3 december 2002, de datum van indiening van de moederaanvrage (zie 2.7). De artikelen die (naar de auteurs) Lowinger en Hotte worden genoemd, zijn dan nieuwheidsschadelijk voor conclusie 12 van EP 255.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
the technical contribution in this case is not just making sorafenib tosylate, it is making and then using sorafenib tosylate for oral administration to treat cancer, and to obtain sufficient bioavailability to do so.”, zodat het er bij de beoordeling van de inventiviteit van conclusie 12 niet enkel om gaat of de vakman de stof sorafenibtosylaat zou maken, maar ook of hij dat zou doen voor orale toediening voor de behandeling van kanker. De Engelse rechter heeft uiteindelijk echter beslist dat “
the ‘target’ for the obviousness attack is the compound sorafenib tosylate per se” (rov. 22), zodat conclusie 12 niet inventief is als de vakman uitgaande van de stand van de techniek op voor de hand liggende wijze tot het vervaardigen van de stof sorafenibtosylaat (voor welk gebruik dan ook) zou overgaan.
per se. De woorden
per sewijzen weg van een separate uitvoeringsvorm van conclusies 1 tot en met 11, wat Bayer in paragraaf [0015] wil doen lezen. Dat de voorbeelden in de beschrijving van EP 255 (studies met muizen met tumoren) laten zien dat sorafenibtosylaat sec (Compound A) in orale toedieningsvorm (“administered p.o.”: zie bijvoorbeeld Example 1, paragraaf [0074] onder 2.12), ook zonder de combinatie met cytotoxica/cytostatica resulteert in TGS (
tumor growth suppression) en veilig is (“
no significant weight loss en no lethality”) (zie paragraaf [0076] onder 2.12) doet aan de duidelijke bewoordingen van conclusie 12 (ten opzichte van de andere conclusies) en paragraaf [0015] niet af. De voorzieningenrechter neemt daarom aan, in navolging van de Engelse rechter, die ook met inachtneming van de door Bayer aangewezen paragrafen en voorbeelden in de beschrijving van EP 255 tot dat oordeel is gekomen, dat conclusie 12 de stof sorafenibtosylaat (
per se) beschermt, waar en in welke context ook gemaakt of gebruikt.
would work alongside a wider skilled team in a drug development project’ (GP06B Bayer’s opening skeleton UK, randnummer 19). In de Engelse beslissing is de gemiddelde vakman eveneens gedefinieerd als een team van vakmensen (vergelijk onder 2.20.2, rov. 24).
Epidemiology of ras mutations’, ‘
Ras signal reduction’ en ‘
Validation of RAF-kinase as a target in cancer’). Daarin wordt uitgelegd dat en waarom er sterke aanwijzingen zijn dat het verminderen van de endogene werking van RAF-kinase, een enzym dat een verband bleek te hebben met tumoren, de groei van tumoren remt. Daarnaast wordt uitgelegd waarom na testen met tumorcelmodellen en met muizen de overtuiging is ontstaan dat remming van de werking van RAF-kinase van therapeutische waarde zou kunnen zijn in de behandeling van bepaalde soorten kanker. Vervolgens wordt in de paragraaf ‘
Discovery of BAY 43-8006, a specific RAF-kinase inhibitor’ beschreven hoe screening van vele duizenden (arylureum)verbindingen (‘
lead series’) en het testen van actieve verbindingen (met verwijzing naar Riedl et al.) uiteindelijk heeft geleid tot de selectie van BAY 43-9006 als de verbinding met de beste RAF-kinase remmende werking en als kandidaat voor ‘
clinical development’. Lyons stelt daarna dat BAY 43-9006 volgens in vivo studies leidt tot een significante remming van de groei van tumoren. BAY 43-9006 heeft namelijk orale in vivo activiteit laten zien in vier menselijke tumor xenograft modellen. Tot slot meldt Lyons dat klinische testen met kankerpatiënten gaande zijn aan wie orale tabletten worden toegediend. Deze fase van klinische testen is nog niet afgerond (“
dose escalation is continuing”). Lyons geeft wel aan dat de resultaten tot dan toe bemoedigend zijn, omdat bij ten minste 37% van de patiënten die deelnemen aan de studie de ziekte langer dan twaalf weken stabiel is. De publicatie eindigt met de zin: “
These data suggest that BAY 43-9006 may have a potential clinically as a cancer therapeutic with a novel mechanism of action”.
at the priority date it would have been unlikely for the skilled person to initiate further development of the compound sorafenib for pharmaceutical use because the compound was undergoing trials and appeared to be effective”. Volgens Bayer zou de vakman inzien dat Lyons tevreden was met sorafenib als zodanig. Lyons vermeldt of suggereert niets waaruit de vakman zou opmaken dat de noodzaak bestaat om iets aan de stof sorafenib te verbeteren met het oog op de orale toediening van die arylureumverbinding aan patiënten, aldus Bayer. Uit Lyons zouden verder hooguit bemoedigende resultaten zijn af te leiden, aangezien de eerste klinische testen slechts in de marge wordt genoemd, waarbij de werkzame veilige dosis nog moet worden vastgesteld. In 37% van de patiënten is gedurende twaalf weken de tumor niet verder gegroeid, wat volgens Bayer betekent dat het bij 63% van de patiënten niet goed is gegaan of het bij die patiënten nog te vroeg was er iets over te zeggen. Uit een door haar overgelegde review uit 2016 (zie pleitnota randnummer 4.41, kennelijk is bedoeld EP49) zou blijken dat 40% van de nieuwe orale toepassingen faalt. De vakman zou dan ook geen incentive hebben om sorafenib als succesvol geneesmiddel aan te merken en verder onderzoek te doen naar de formulering daarvan.
juist – omdat daarover geen informatie wordt verschaft – niet zal weten in welke vorm sorafenib in de bij de klinische testen gebruikte tabletten is verwerkt. Wel weet hij dat het mogelijk is om sorafenib in een bepaalde vorm in een oraal tablet te vervaardigen zodanig dat sorafenib biologisch beschikbaar komt en effect kan hebben op tumoren.
It is difficult to conclude at that basis whether the skilled formulator would have had any motivation to further develop the compound sorafenib for pharmaceutical use since Lyons et al. has already mentioned BAY-43-9006 to be an orally available potent inhibitor of raf kinase with significant activity in four different human tumor types (Lyons, page 224, right-hand column, top of the page)” (productie EP 45, pag. 3), maar tekent vervolgens op dezelfde pagina op: “
Nonetheless, from a technical or competitor intelligence standpoint, the formulator might be interested in such trials, in particular as to what formulation had been used, via what route of administration and at what dose.”
Based on this very low solubility, I would expect the formulator at the priority date of EP 2 305 255 to make attempts to improve the solubility of sorafenib, this in order to achieve a reasonable absorption in the systemic circulation.” (productie EP45, pag. 6).
A commonly used approach to try to increase the solubility of a drug was (and remains) to form a salt.” (productie EP45, pag. 6).
Agreed Statement’ (productie GP04B) als uitgangspunt heeft onderschreven dat ook bij een pKa kleiner dan 3 voor het vergroten van oplosbaarheid als eerste zou worden gekozen voor een zoutscreening:
For weak bases with a pKa of less than about 3, the salts formed can sometimes have poor physical stability in the solid state as they may easily disproportionate back to the free form with atmospheric moisture in the solid state, or when in contact with excipients in a drug product. However, even for NCEs with such low pKa values, salt formation would be the first choice for improving solubility. (Buckton 1 para 97 and Frijlink 2 para 3.13).”
Investigations into the Possibilities of Salt Formation”) betoogt Teva c.s. dat de pKa-waarde van het zure tegenion ten minste ongeveer 3 eenheden van de base moet verschillen. De door Teva c.s. ingebrachte deskundigenverklaring van professor dr. H. Vromans (hierna: Vromans) bevestigt dit standpunt, nu Vromans onder punt 32 heeft opgenomen dat de pKa-waarde van het zure tegenion bij voorkeur twee of drie eenheden lager moet zijn dan de pKa-waarde van de base (productie GP18). Bayer heeft weliswaar gesteld dat het verschil ten minste één eenheid zou moeten zijn, maar zij heeft dit niet onderbouwd, zodat de voorzieningenrechter daaraan voorbij gaat. Blijkens het verslag in de Engelse beslissing van de cross-examination van de deskundigen, heeft Buckton in die procedure een duidelijke uitleg gegeven waarom de vakman uit zal gaan van een verschil van ten minste twee eenheden en heeft Frijlink op enig moment ook erkend dat een dergelijk verschil gewenst is (zie onder 2.20.2, r.o. 134 tot en met 138). De voorzieningenrechter zal er in de onderhavige procedure dan ook van uitgaan dat de vakman een wenselijk verschil van ten minste twee eenheden zal aanhouden.
Salt form selection and characterization of LY333531 mesylate monohydrate”, International Journal of Pharmaceutics 198 (2000), blz. 239–247 (hierna: Engel) (productie EP51). In Engel wordt niet over pKa-waarden gesproken en voor het kandidaat-geneesmiddel in die publicatie is niet voor tosylaat gekozen, terwijl dat volgens Bayer op basis van (het verschil in) pKa-waarden wel een goede keuze zou zijn geweest. Dat in de praktijk wel eens andere keuzes kunnen worden gemaakt, doet echter niet af aan het gegeven dat (het verschil in) de pKa-waarden een goed en belangrijk uitgangspunt is om keuzes voor zouten op te baseren. Bovendien heeft Teva c.s. – onweersproken – tegen de verwijzing naar Engel aangevoerd dat het bij Engel gaat om een hele andere stof dan sorafenib, met een veel hogere pKa-waarde dan sorafenib en dan Bayer stelde, te weten 8,75 in plaats van de door Bayer gestelde 4,95. Daarin kan de verklaring gelegen zijn dat voor het kandidaat-geneesmiddel van Engel niet tosylaat maar wel andere zouten zijn getest.
Choice of the Salt Former” tosylaat evenmin noemt, aldus nog steeds Bayer. De voorzieningenrechter passeert deze stelling van Bayer echter, omdat tosylaat volgens Bastin wel degelijk valt onder de gebruikte zouten. Het zout wordt weliswaar niet genoemd in het lijstje onder de kop “
Choice of the Salt Former”, maar wel in tabel 1 op dezelfde pagina van die publicatie onder “
Classification of common pharmaceutically salts” (vergelijk wederom onder 2.14.2). Daarbij komt dat de door Frijlink genoemde selectie vraagtekens oproept, nu bij fosfaat in tabel 13.4 in Aulton een pKa-waarde wordt genoemd van 2,15 (naast 7,20 en 12,38) en daarmee niet het verschil met de vrije base van sorafenib haalt van minimaal drie eenheden. Dat en waarom fosfaat wel en tosylaat niet door Frijlink als kandidaat wordt genoemd, valt daarom niet zonder meer in te zien.
(‘would’)hebben gemaakt. Wel is in geschil of de resultaten van die screening de vakman zouden hebben ontmoedigd om verder onderzoek te doen naar de zoutvorm, omdat de oplosbaarheid van sorafenibtosylaat niet beter – of zelfs minder – zou zijn dan de oplosbaarheid van de vrije base. In geschil is voorts of de vakman dan ook routinematig een verbeterde oplossnelheid van de zoutvorm ten opzichte van de vrije base zou hebben ontdekt. De voorzieningenrechter kan die testresultaten echter onbesproken laten, omdat met het maken van de tosylaatvorm van sorafenib en het gebruik daarvan in de zoutscreening, de vakman op voor de hand liggende wijze het in conclusie 12 geclaimde sorafenibtosylaat per se in handen heeft gekregen (vergelijk hiervoor onder 4.15). Of de vakman vervolgens zou menen dat het tosylaatzout ook geschikt zou zijn voor de orale toediening van een tablet aan een patiënt voor de behandeling van RAF-kinase gerelateerde ziektes zoals kanker, is in zoverre voor de beoordeling van de inventiviteit van conclusie 12 dan ook niet relevant.